Doorgaan naar hoofdcontent

 6e zondag door het jaar B:



Door ons hele leven heen bevinden we ons in verschillende gemeenschappen. Dit kan op meerdere manieren vorm krijgen en sommigen zijn wat kleiner en anderen weer groter. De gemene deler is dat je hierin het leven kan delen, met zijn mooie kanten en uitdagingen. Pleisterplaatsen waar je even op adem kan komen en de waterfles kan vullen. Dit soort gemeenschappen vorm je wellicht in jouw gezin, met de vriendengroep die je vormt en hopelijk mag de kerk ook zo’n plek zijn. Gemeenschappen zijn belangrijk, want als mensen zijn wij sociale wezens en hebben we contacten nodig. Als dit op een gegeven moment terugloopt, ligt eenzaamheid op de loer en dat is voor niemand goed.

In het Evangelie van deze zondag (Mc. 1, 40-45) ontmoeten we een man met een huidziekte. In de eerste lezing (Lev. 13, 1-2. 45-46) beschrijft Mozes hoe men daarmee om moest gaan. De persoon met de huidziekte moest zich aan de priester laten zien, zodat deze kon beoordelen wat er precies aan de hand was. Als de persoon onrein verklaard werd, moest hij dus met gescheurde kleding rondlopen en roepen dat hij onrein is, om zo anderen te waarschuwen. Daarbij kwam dan ook nog dat je apart moest gaan wonen, buiten het kamp.

Men werd dus uitgesloten van de gemeenschap. Je mocht niet meer bij hen verblijven en ook niet in de gebedshuizen komen om je aan die religieuze voorschriften te houden. Aan de ene kant is dit bedoelt om de ziekte zich niet te laten verspreiden, de bewuste quarantaine die wij nog zo goed kennen van enkele jaren terug. Tegelijkertijd zegt het ook iets hoe naar deze huidziekte gekeken werd. Het werd als onrein beschouwd. Jouw lichaam, zo zag men dat althans: begon al te sterven. 

Daardoor word je al onrein beschouwd. Hierbij moet je niet denken aan onrein wat je door even goed te wassen op kan knappen, maar als onrein in de zin van zondig. Bepaalde ziekten werden in de joodse traditie gezien als een gevolg van de zonde van die bewuste persoon, of misschien zelfs van zijn ouders. Daar moet je natuurlijk ver weg van blijven, want waar je mee omgaat, daar raak je mee besmet.

Quarantaine wordt dus isolatie. Voor de gemeenschap tel je niet meer mee, of nog harder gesteld: voor hen ben je al dood. Tot in de Middeleeuwen trokken melaatsen met een ratel door de stad. Zo konden ze geluid maken, terwijl zij riepen onrein te zijn. Alles om de ander te waarschuwen om zich uit de voeten te maken.

Dit beeld doorbreekt Jezus: Hij maakt weer rein, waardoor men tot de gemeenschap kan behoren. Het belang hiervan komt duidelijk in het Evangelie naar voren. De zieke man vraagt niet om genezing. Hij wil juist rein worden. Hij wil weer onderdeel uitmaken van de gemeenschap waar hij uitgezet is.

Hierbij blijken alle regels even niet belangrijk te zijn. Dit zien we aan de man die, tegen alle afspraken in: contact zoekt met de Heer. Hij spreekt Hem aan en komt dichterbij. Jezus laat zich tot in het diepste van zijn kern raken (Grieks: Splanchnizomai) en raakt die ander aan. Ook Jezus gaat tegen alle regels in. De man is direct genezen van de huidziekte en Jezus zegt hem naar de priester te gaan, om zich zo aan de joodse Wet te houden.

Hierin kunnen we zien hoe belangrijk de gemeenschap is. Onderdeel uitmaken van een groep helpt ons allemaal op de weg van het geloof. Je bent elkaar namelijk tot steun en houdt elkaar vast. Alle regels zouden daar ten dienste van moeten staan.

Nu zou ik mij makkelijk van deze overweging af kunnen maken door te zeggen dat er vandaag de dag ook mensen zijn die buiten de gemeenschap staan. Die zich geen onderdeel van een groter geheel voelen en juist onze uitgestoken hand kunnen gebruiken. Dat is zeker waar en moeten wij natuurlijk doen, dat is vanzelfsprekend.

Tegelijkertijd kan het Evangelie ons ook een spiegel voorhouden in de realisatie dat wij soms zelf ‘de melaatse’ kunnen zijn. Er zullen momenten zijn dat wij aan de kant staan en even niet mee doen. Soms worden we uit de groep geplaatst, maar vaker doen we dit misschien wel zelf. Bijvoorbeeld door op momenten als het leven lastig wordt niet om hulp te vragen en te vertrouwen op kracht van de gemeenschap, maar onszelf naar binnen terug te trekken.

Kwetsbaarheid tonen blijft ingewikkeld en dit verhullen klinkt dan als de makkelijkste weg. Terwijl we allemaal ‘gewonde mensen’ zijn met butsen en builen. Paus Franciscus noemt de Kerk niet voor niets een veldhospitaal. Het mag een plaats zijn waar we onze wonden kunnen laten verzorgen en even op adem kunnen komen. Zo’n plek zou de kerk in ieder geval moeten zijn, al hebben wij daar nog steeds stappen in te zetten.

Aan Jezus zal het in ieder geval niet liggen. Hij wil ons verzorgen, weer rein maken. Dit wordt concreet in de sacramenten, de tekens waarmee Jezus op verschillende momenten in ons leven handelend aanwezig is. Dit begint al bij de doop waarin wij zijn geliefde kinderen worden genoemd en die Liefde mag ons hele leven een richtsnoer zijn.

Concreet wordt dit in het sacrament van de Eucharistie, als wij de Communie ontvangen. Dit is geen prijs voor de perfecte gelovige, maar, zo zegt onze paus regelmatig: een medicijn voor de zieke. Door ter communie te gaan, groeien we in onze relatie met de Heer.

Ook zijn er de sacramenten van genezing, van heel worden. De ziekenzalving werd vaak gezien als het sacrament die men op het sterfbed moest ontvangen, als een soort ticket naar de hemel. Gelukkig wordt dit vandaag de dag anders uitgelegd. Met alle ballast die we met ons meedragen, qua ziekte, ouderdom of psychische klachten, mogen we erop vertrouwen dat de Heer die last met ons wil dragen. De olie waarmee gezalfd wordt, trekt eigenlijk gelijk de huid in. Zo dicht wil Christus bij ons zijn.

Ook hebben we natuurlijk het sacrament van boete en verzoening. We mogen accepteren dat we mensen zijn die fouten maken en daarbij Gods vergevende liefde ontvangen en vieren. We hebben namelijk allemaal Gods barmhartigheid nodig.

Jezus strekt steeds zijn hand naar ons uit en wij mogen ons laten aanraken, om zo onze plaats vinden in gemeenschap te vinden. Die weg mogen we samen gaan. Amen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...