Doorgaan naar hoofdcontent

Vijfde zondag van Pasen. Lezingen: Hand., 9, 26-31 | 1 Joh., 3,18-24 | Joh., 15, 1-8

 


Na een periode van gedwongen zwijgen, voelt het wel weer wat vreemd om te spreken. In alle eerlijkheid moet ik bekennen dat de stilte wel beviel. Als je stem maar enkele woorden kan dragen, zal je bewuste keuzes moeten maken wanneer je spreekt. Dat is zeker geen slechte eigenschap voor mij. 

Het zwijgen past ook wel in deze Paastijd. We vieren het grootste wonder wat er is. We geloven in een God die zoveel van ons houdt, dat Hij Mensgeworden is, stierf en de dood verslagen heeft. Eigenlijk past daar alleen maar zwijgen bij. Alle woorden die we ervoor kunnen gebruiken schieten tekort en doen geen recht aan die liefde die God ons betoont. Al is het toch wel fijn om weer iets te kunnen zeggen.

In het Evangelie neemt Jezus ons mee in zijn afscheidsrede. Johannes maakt er een prachtige tekst van, waarbij de kern de eenheid is. Hiervoor gebruikt Jezus het beeld van een wijnstok. Dit is een heel Bijbels beeld. In het Oude Testament staat het voor het Volk van God, het mag groeien en bloeien.

In het Evangelie verandert deze betekenis. Jezus neemt Zijn plaats in. Hij is de wijnstok. God zelf is dus aanwezig in de wijnstok en als zijn ranken mogen we in verbondenheid met de Heer leven. Dit geldt voor ieder van ons.

Door dit te noemen in zijn afscheidsrede stelt Jezus ook dat zelfs na zijn vertrek de leerlingen verbonden blijven als ranken aan dezelfde wijnstok. Verbonden in en door Christus. Vandaaruit mogen we vruchten dragen.

Jezus spreekt vervolgens over afsnijden en zuiveren. Dit kan misschien vragen oproepen, behalve als je groene vingers hebt. Om iets te kunnen laten groeien zal je namelijk moeten snoeien. Je zal moeten verwijderen wat de groei in de weg staan. Zelf heb ik nooit opgelet bij het tuinieren, maar soms moet je terugsnoeien om weer vooruit te kunnen. Dit beeld geldt voor ons als Kerk met een hoofdletter, maar ook voor ons allemaal persoonlijk. Soms moeten we even terug naar de basis om verdere stappen te kunnen zetten.

Groeien in geloven is namelijk een kwestie van volharden, van volhouden.

Die weg gaan we niet alleen, maar mogen we gaan in verbondenheid met de Heer vanuit het beeld van de wijnstok en de ranken. Dat is wel een weg die om volhouden vraagt. Soms brandt het gelovige vuur in alle hevigheid. Dit kan je vergelijken met het enthousiasme van het begin, dat is leuk en makkelijk vol te houden. Daarna kunnen er ook momenten komen dat het moeilijker gaat, er dorheid is en de twijfel toeslaat. Dat vraagt om volharding en vooral geduld.

Die weg van het geloof kunnen we als gemeenschap samen gaan, daarin zijn we tochtgenoten. Je tochtgenoten kies je in principe niet zelf uit en dat kan ook gedoe opleveren. We zien het in de eerste lezing uit Handelingen.

Paulus heeft een prachtige bekering achter de rug. Als een christenvervolger en hij was goed in zijn werk, heeft hij het Licht gezien en wil de Levende Heer volgen. De leerlingen van de Heer kijken dit met argusogen aan. Deze Paulus, die zoveel christenen het leven zuur heeft gemaakt, wil bij hen horen? Het vertrouwen ontbreekt. Eerst zien en dan geloven.

Paulus heeft de steun van Barnabas, een andere leerling nodig, om gehoor te vinden. Op de weg van het geloof zullen we elkaar de hand moeten reiken. Juist vanuit die verbondenheid.

Het is een kwestie van omzien naar elkaar. Oog hebben voor je geloofsgenoten en je ook laten zien. Zoals Barnabas de worsteling van Paulus aanschouwde, kunnen wij elkaar ook de hand toereiken als de ander dit nodig heeft. Soms met raad en daad en vaker misschien wel met een uitgestoken hand.

De weg van het geloof gaan we als geloofsgenoten samen, verbonden aan die ene wijnstok en daardoor verbonden met elkaar.  Amen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...