Doorgaan naar hoofdcontent

10e zondag door het jaar B



Charles-Joseph Natoire: "The Rebuke of Adam and Eve" via Wikimedia Commons


Fouten maken is menselijk. We kennen allemaal wel momenten uit ons leven dat we een verkeerde afslag namen en even op de blaren moesten zitten. Het hoort bij het leven en in het beste geval leren we er een wijze les van en groeien daardoor. Op het moment van de fout zien we die wijze les vaak niet meteen en nemen gevoelens van schaamte en schuld het over. Je zou dan misschien wel door de grond willen zakken, of je even willen verstoppen om de fout niet onder ogen te hoeven zien.

Dat dit iets van alle tijden is, zien we ook in de Bijbel. We komen het tegen in de eerste lezing van vandaag, uit het boek Genesis (Gen. 3, 9-15). We bevinden ons in het eerste boek van de Bijbel en pas in het derde hoofdstuk. We zijn dus net begonnen. God heeft alles geschapen en Hij zag dat het goed was. Een ideale wereld, het paradijs. 

Daarin krijgt de mens alle ruimte. God stelt maar één eis aan de mensen: Je mag alles hebben en alles doen, maar van één vrucht moeten ze afblijven. Dat is natuurlijk vragen om moeilijkheden. We weten allemaal wat er gebeurt als we horen dat iets niet mag. Dat klinkt een beetje als de opmerking dat je niet aan de roze olifant moet denken, want waar denk je dan aan?

Als we iets niet mogen, dan wordt het ontzettend interessant en verleidelijk. Je gedachten gaan er niet uit en er worden redenen verzonnen waarom het wel zou mogen. Een smoesje is natuurlijk zo verzonnen. Dat geldt uiteraard ook voor Adam en Eva en zij eten van de vrucht. De ellende begint. 

Er is een fout gemaakt, je zou wel door de grond willen zakken. Dit geldt ook voor Adam en Eva. Ze verstoppen zich voor God, want zij schamen zich kapot. Dat is wat zonde doet. Het komt tussen ons en God te staan. We durven Hem dan niet onder ogen te komen. 

Dit kan je merken aan het gebed. Bidden gaat lastiger, misschien lukt het wel helemaal niet. Ook daarin wil je misschien liever wegduiken voor God, dan die schaamte onder ogen komen en je in het gebed tot Hem richten. Verstoppen klinkt dan verleidelijker, maar het brengt ons alleen maar verder van God. 

Het mooie van deze geschiedenis is dat God de mens niet loslaat. Hij stelt de vraag waar zij zijn. Natuurlijk weet Hij waar Adam en Eva uithangen, maar Hij zoekt ze op en laat ze op verhaal komen. Hij had zijn oordeel al klaar kunnen hebben en ze direct uit het paradijs kunnen zetten, maar hiermee laat Hij zien dat Hij hen en dus ook ons niet loslaat. God gaat een relatie met ons aan en blijft de verbinding zoeken, hoe ingewikkeld wij het ook kunnen maken.

De zonde staat dus tussen ons en God in. Het zorgt voor verwijdering. Er is een flinke ruimte tussen ons die God steeds probeert te overbruggen. Hij houdt zoveel van ons dat Hij mens geworden is. 

Zonde zorgt ook voor spanning tussen mensen onderling. Adam en Eva zijn voor elkaar geschapen. Als mensen zijn we vanaf het begin gericht op elkaar, dat zit in ons gebakken. 

Dat we als mensen voor elkaar geschapen zijn is in het dagelijks leven soms ver te zoeken. Ook die ellende begint bij het eten van de vrucht. De zonde zorgt voor vingerwijzen, want de schuldvraag wordt heerlijk doorgespeeld. Adam schuift de schuld af op Eva en zij wijst op de slang. Beiden nemen ze hun eigen verantwoordelijkheid niet en wijzen op de ander. Als je naar een ander wijst, wijs je met drie vingers naar jezelf.  

Het gebeurt ook in onze tijd. Je hoeft sociale media maar te openen, of kijk naar het nieuws. We nemen elkaar flink de maat. Als er ergens iets gebeurt, wordt de schuldvraag snel gesteld. Wie moeten we cancelen? Het oordeel is makkelijk geveld en de “schuldige” kan niets anders doen dan verdwijnen. 

Het voorbeeld van God om te beginnen met het stellen van vragen wordt niet gevolgd. We hebben ons oordeel klaar en het onbegrip neemt het over. Dit zien we ook gebeuren in het Evangelie (Marcus 3,20-35). Jezus heeft keihard gewerkt en je zou kunnen zeggen dat Hij zichzelf vergeet. Zijn familie bekijkt dit vol vraagtekens en met opgetrokken wenkbrauwen. Ze verklaren Hem eigenlijk voor gek en de joodse leiders beschuldigen Hem er zelfs van dat Hij door een duivel bezeten is. Het oordeel is geveld en we hebben onze mening klaar.

Gelukkig doen wij dat natuurlijk niet… Jammer genoeg gebeurt het overal waar mensen samenkomen. Op het werk, in families en in de kerk. Onbegrip en oordelen zijn een gif waar we allemaal tegenaan lopen.

Er is ook een medicijn. Jezus noemt het zelf in het Evangelie als Hij zegt dat zijn familie bestaat uit hen die Gods wil doen. Dat betekent niet dat we iedereen om ons heen maar moeten negeren, maar dat we juist naar Gods wil mogen leven. 

Die wil van God komen we op een andere plaats in de Bijbel op het spoor. Aan Jezus is ooit gevraagd wat het belangrijkste gebod is (Mc. 12,28-34). In het Oude Testament staan ruim 600 regels en voorschriften en daar dan het belangrijkste uithalen is best een flinke opdracht. Jezus nam twee teksten uit de Schrift en voegde die samen tot wat wij kennen als het dubbelgebod van de liefde: ‘Je moet met alles wat je bent en hebt van God houden en van de mensen om je heen moet je net zoveel houden als van jezelf.’ 

Dat is natuurlijk al een hele uitdaging. Die uitdaging kunnen we aangaan met haalbare, kleine stappen. Namelijk het voorbeeld van de Heer volgen en niet gelijk ons oordeel klaar te hebben, maar te luisteren naar de verhalen van anderen. Het is makkelijk om in te zoomen op fouten en tekorten van anderen en de deur dicht te gooien. Dat doet God ook niet bij ons. Hij zoekt ons op, steeds opnieuw, omdat wij zijn geliefde kinderen zijn. 
Amen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...