Doorgaan naar hoofdcontent

11e zondag door het jaar B

 

Gods Nieuwe Wereld

 

Bij het bekijken van het nieuws kan de moed je zomaar in de schoenen zakken. Het regent slecht nieuws. Er zijn oorlogen dichtbij en verder weg, er zijn zelfs brandhaarden die het nieuws niet meer halen. We hobbelen van crisis naar crisis. Men neemt elkaar de maat. Het wordt er niet gezelliger op en zelf het Oranjegevoel lijkt nog niet helemaal aanwezig te zijn.

 

Uiteraard kunnen we hierbij de struisvogeltactiek toepassen en onze kop in het zand steken. Er gaat dan veel langs ons heen, misschien wordt je er wel even een momentje vrolijker van, maar het lost geen problemen op. Crisissen blijven bestaan, in alle vormen en maten.

 

Hierbij zou jij je bijna af kunnen vragen waar het “allemaal” nog voor dient. Heeft God ons misschien opgegeven? Denkt Hij: ‘ze zoeken het zelf maar uit’? Die ellende hebben we grotendeels zelf veroorzaakt en wie zijn billen brandt…

 

Gelukkig vertellen de lezingen ons vandaag iets anders. Zij tonen een ander verhaal en het zijn hoopvolle Bijbelteksten.  Onze blik wordt eigenlijk afgewend van de spanningen waar wij mee te maken hebben en ze richten op het opkomende nieuwe leven. In het Evangelie (Mc. 4, 26-34) spreekt Jezus in beeldspraak over het Rijk Gods. In de Bijbel in Gewone Taal wordt dit hertaald als: “Gods nieuwe wereld”. We hebben iets om naar uit te kijken.

 

Om dit toe te lichten neemt Jezus beelden uit de omgeving over. Waarschijnlijk stond Hij net bij het land van een tuinder en Hij gebruikt deze wetenschap. Het zaad wordt gestrooid en komt gewoon op, zoals er staat: “Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort”. Het gebeurt en hoe het ligt niet aan ons hoe dat gaat, het is een mysterie in zichzelf.

 

Jezus vertelt ook over een mosterdzaadje, een klein en kwetsbaar iets dat uitgroeit tot een grote machtige boom. Dat geldt dus ook voor Gods nieuwe wereld. Het kleine en kwetsbare moeten we dus niet overslaan. Dat hoort erbij.

Als we uitzien naar Gods Rijk en alleen de grote vuurwerkshows verwachten, is het een recept voor teleurstelling. Het is net als de weg van het geloof gaan. Dat is soms kwetsbaar, zoeken en tasten. Het zal uitgroeien en vrucht dragen, maar misschien niet op de manier die jij verwacht of gehoopt hebt.

 

Die weg mogen we met vertrouwen gaan, want wij mogen uitzien naar Gods nieuwe wereld en daarbij oog hebben voor de tekenen die we misschien wel over het hoofd zien. Dat wordt ook wel aangeraakt in de eerste lezing (Ez. 17,22-24). De profeet Ezechiël lijkt zich voor te doen als een tuinman als hij vertelt een nederig twijgje te verheffen. Er kan nieuw leven ontstaan en vrucht dragen. Het is een prachtig beeld dat de profeet schetst. Al leidde dit bij zijn tijdsgenoten misschien wel tot opgetrokken wenkbrauwen.

Ook zij zaten in de ellende en bewogen van crisis tot crisis. Het joodse volk was gedeeltelijk weggevoerd, deze tijd noemen we de ballingschap. Ze bevinden zich in een ver land. De moed zakt hen in de schoenen en dan zegt die profeet dit. Hij plaatst een stip aan de horizon en noemt eigenlijk dat God van hen houdt en hen niet loslaat. Er zal iets ontstaan, nieuw leven en hij biedt een blik op Gods Rijk.

 

Dat gevoel van ballingschap is niet alleen iets van toen, maar ook van hier en nu. We bevinden ons in een tijd waarin het ons soms aan de woorden ontbreekt om over ons geloof te spreken. Het iets dat privé is, van achter de voordeur en dat delen we liever toch niet. We lopen op die manier toch een beetje zelf de ballingschap in.

 

Terwijl die sprakeloosheid eigenlijk niet nodig is. We mogen delen wat er in ons leeft. In deze tijd lijkt er namelijk wel een nieuwe nieuwsgierigheid te zijn naar zingeving. Van alles en nog wat springt er in dat ‘gat in de markt’.  “Wij” lijken soms die boot te missen. We hebben een prachtige boodschap: namelijk dat er een God is die van je houdt. Hij gaat een relatie met ieder van ons aan. Die boodschap is het delen waard en toch lukt het vaak niet. De sprakeloosheid neemt het dan over.

Soms wordt dit uitgelegd als een vorm van onzekerheid. Geloven wordt gezien als een kwestie van zeker weten. Als je er over wil gaan spreken met anderen, dan moet die zekerheid in ieder geval aanwezig zijn. Momenten van twijfel, zoeken en tasten horen daar in de beleving niet bij. Die boodschap zou dan eerder gegeven moeten worden door “een christelijke krachtpatser” die het allemaal wel zeker weet en leuk kan vertellen.

 

Dat is eeuwig zonde! Juist die twijfelde houding is goud waard. Een bekende priester, Halik, schrijft dat twijfel en geloof twee zusjes zijn. Ze horen bij elkaar. Die twijfel mag je omarmen, het zorgt er namelijk voor dat je na blijft denken, verder en dieper kijkt dan wat er aan de oppervlakte gebeurt en creativiteit aanboort.

 

Het is een uitnodiging om te delen wat er in jou leeft en om jezelf en de mensen om je heen te wijzen op het groene spul dat langzaam omhoogschiet. De tekenen van Gods nieuwe wereld die opkomen.

 

Het is een uitdaging om in alle onrust en herrie te kunnen zien. Er is afleiding genoeg, zoals we steeds in het nieuws kunnen zien: waarin we van crisis naar crisis bewegen. Dit kan ons verlammen. Tegelijkertijd zien we in het nieuwsbericht vaak ook iets anders gebeuren. Hoe mensen opstaan en het verschil willen maken. Jonge mensen die zich druk maken over het milieu en daar hun vragen over stellen en hun mening laten horen. Patatbakkers die naar Oekraïense gingen om daar verse friet te serveren en iets van vreugde uit te delen in een donkere wereld.

 

Er gebeurt genoeg kleins en in het verborgene. Er zijn genoeg tekenen van Gods liefde te zien in hoe mensen met elkaar omgaan. Het Rijk Gods, Gods Nieuwe Wereld, bloeit steeds iets verder open, wat is het prachtig om dat met elkaar te mogen zien en te delen. Amen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...