Doorgaan naar hoofdcontent

12 zondag door het jaar B

Stormen



Op de kermis kroop ik altijd graag in de botsautootjes. Het heeft wel iets; je scheurt over een baan, er klinkt opzwepende muziek en je mag ongestraft tegen andere auto’s aanrijden. Het voelt heerlijk en bevrijdend om zo de controle te hebben en anderen toch een beetje dwars te kunnen zitten. Het gevoel van controle is natuurlijk maar een suggestie. Op een gegeven moment ben je ook gewoon de pineut en word je van alle kanten zelf ook aangereden. Je wordt dan meer door elkaar geschud dan je misschien eigenlijk zou willen.

 

In onze levens gebeurt dit ook. Juist op momenten dat je het leuk op orde denkt te hebben en de controle in eigen handen hebt, gebeurt het. In je omgeving hoor je dat iemand ziek is of misschien krijg je zelf wel een nare boodschap. Relaties worden verbroken, een baan verdwijnt. Er hoeft maar iets te gebeuren en het zorgvuldig opgebouwde leven staat toch wat op z’n kop en je wordt flink door elkaar geschud.

 

Het kan dan een hele uitdaging zijn om te blijven staan en de moed niet te verliezen. Het helpt dan als je een vangnet hebt: vrienden en familie die tot steun zijn, een fijne kerkgemeenschap, en dat je steun uit je geloof kan putten.

 

Al klinkt dat soms mooier dan het is. Tijdens moeilijke momenten kan je teleurgesteld raken in vriendschappen; dan leer je namelijk je echte vrienden kennen. Hetzelfde geldt voor het geloof. Soms kan het voelen als een zekerheid waar je op kan bouwen en op andere momenten lijkt alles wankel te staan. Teleurstelling, misschien zelfs wel boosheid richting God liggen dan op de loer. De vraag komt op: “Hoe kan Hij dit nu toestaan, terwijl…” vul maar in.

 

Het voelt misschien een beetje zoals de leerlingen het ervaren hebben op die boot (Mc. 4, 35-41). Ze zijn de hele dag met Jezus onderweg geweest en Hij heeft hen van alles verteld en dan varen ze naar de overkant. Plots begint het te stormen. Deze mannen zijn vissers, die zijn wel iets gewend. Toch neemt ook bij hen de angst het over. Ze worden flink door elkaar geschud en wat doe je dan? Je richt je blik op Jezus om steun te ervaren, maar Jezus ligt lekker te slapen en draait zich waarschijnlijk nog een keertje om.

 

Ook bij de vrienden van Jezus zien we teleurstelling, misschien ook wel boosheid verschijnen als zij vragen of het Jezus niet raakt dat zij vergaan. Ze maken Jezus niet wakker om hun zorg te delen, ze vragen zelfs geen hulp. Ze spreken Hem erop aan dat Hij schijnbaar niets doet: “Kan het U dan niet schelen?” Eigenlijk hebben zij hun mening al klaar: Jezus doet niets, het interesseert Hem dus niet.

 

Vervolgens legt Jezus de storm het zwijgen op en vraagt aan zijn vrienden waarom ze bang zijn en het aan vertrouwen ontbreekt.

 

Dit raakt aan een van de moeilijkste vragen die er is, namelijk: ‘Waar is God in het lijden?’ Door ons geloof kunnen we hopelijk staande blijven in de stormen van het leven, maar alle makkelijke antwoorden op die ingewikkelde vraag schieten tekort.

 

Een voorbeeld hiervan treffen we aan bij Job in het Oude Testament. In de eerste lezing (Job, 38, 1. 8-11) bevinden we ons bijna aan het einde van het boek. Het is een prachtig verhaal over juist die vraag: waar God is als het leven ingewikkeld wordt?

 

Job wordt in het Bijbelboek voorgesteld als een voorbeeld voor gelovige mensen. Hij heeft het goed voor elkaar, met een mooi gezin en hij heeft zijn schaapjes op het droge. In een bijzondere scène spreken de duivel en God over hem. De duivel snapt wel dat Job zo’n goede gelovige is, hij heeft namelijk een prachtig leven. Dat is makkelijk bidden. Wacht maar tot het leven hem op de proef stelt, dan piept hij wel anders. De duivel wil dit wel gaan testen en God gaat de uitdaging aan, op één voorwaarde: de duivel mag Job niet doden.

 

De duivel neemt geen halve maatregelen en Job verliest alles. Zijn kinderen overlijden, zijn rijkdom glipt door zijn vingers heen en hij wordt ziek. De mensen om Job heen gaan ervan uit dat hij gestraft wordt door God, want hij moet wel een groot zondaar zijn als dit hem allemaal overkomt. Dit ontkent Job, hij heeft namelijk niets verkeerd gedaan. Het overkomt hem simpelweg. Tegelijkertijd blijft hij trouw aan zijn geloof en hij vervloekt God niet.

 

Vervolgens spreekt God tot Job en Hij prijst Job om zijn trouw. Dan legt God in een prachtig gedicht uit dat we Hem eigenlijk niet kunnen begrijpen. We hebben maar een beperkt begrip. God verklaart niet direct de oorzaak van Jobs lijden, maar Hij toont het mysterie aan dat Hij is.

 

Ergens is dat natuurlijk ongelooflijk irritant. Het liefste zou ik een helder antwoord hebben op die moeilijke vraag. Tegelijkertijd doet ieder antwoord die vraag tekort. Soms hoor je weleens mensen zeggen: “je krijgt nooit meer ellende dan je aankan”. Het klinkt bijna als een verkapt compliment. Een Joodse rabbijn fileerde deze uitspraak na het overlijden van zijn zoon toen hij zei: ‘dan had ik toch liever iets minder aangekund’.

 

Makkelijke antwoorden schieten dus tekort, eigenlijk geldt dat voor ieder antwoord. Tegelijkertijd kunnen we wel iets met dat beeld van die slapende Jezus. Het beeld roept misschien wel verwarring of zelfs irritatie op: Het water loopt de boot in en Jezus draait zich nog een keertje lekker om.

 

Er spreekt ook vertrouwen uit. Het vertrouwen dat alles goed komt. Dat God ons leven draagt en ons niet loslaat.

 

Juist in de stormen van het leven zijn er vaak verrassingen. Mensen van wie je het niet verwacht, staan opeens op en bieden net de steun die je nodig hebt. Een bepaalde Bijbeltekst komt net op een andere manier binnen en biedt woorden van troost. Het zit vaak juist in kleine momentjes, in dat wat je makkelijk over het hoofd ziet, of voor lief neemt. Misschien zijn dat juist wel de plekken waar God aan het werk is en ons draagt in de stormen van het leven. Amen.


Christus en de apostelen op het meer van Galilea”, Jan Brueghel de Oude (1596) via wikicommons.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...