Ooit
heb ik God gezien. Het was een paar jaar geleden en ik mocht een zomerkamp in Libanon
begeleiden waarbij jongeren uit Nederland een week voor gehandicapten gingen
zorgen. Ze bouwden er een feestweek van. De gehandicapten, die gasten werden
genoemd, werden daadwerkelijk in de watten gelegd. Ze ontvingen één-op-één
begeleiding, er werden leuke activiteiten georganiseerd en die vrijwilligers
liepen zich de benen uit het lijf. Tegelijkertijd waren het ook gewoon jongeren
op een kamp, met alles dat daarbij hoort en samen met een medestudent mocht ik
daar pastorale begeleiding bieden. De jongeren waren studenten, of net afgestudeerd
en het ging er op momenten nogal studentikoos, soms zelfs brallerig aan toe.
Niet echt de wereld waar ik mij normaliter in beweeg.
Na
een paar dagen ken je de groep wel een beetje. Dan denk je toch te weten bij
wie het vrijwilligerswerk toch meer een sleutel is om een leuke vakantieweek te
hebben en mooie Libanese vrouwen te versieren. Ik had mijn oordeel al klaar. Tot
we een dagje naar het strand gingen. Met z’n allen een busje in, rolstoelen mee
en gaan. Daar aangekomen waren we niet gelijk bij het strand maar moesten alle gasten
en hun spullen een hoge trap afgedragen worden. Het was een heerlijke dag en
zelfs de grootste druktemakers waren intensief met de aan hen toevertrouwde
gasten bezig. Ze hadden aandacht en liefdevol boden ze hun begeleiding. Intussen
merkten ze natuurlijk ook wel dat als zij gehaast waren, dit ook z’n uitwerking
op het gedrag van de ander had, maar toch. Er ontstond een band tussen die twee,
tussen vrijwilliger en gast. De eerste dagen was het aftasten en meer je plicht
doen en na die dag op het strand was het een kwestie van daadwerkelijk
liefdevol omzien naar elkaar. In die verbindingen die daar gesmeed werden heb
ik toen iets van God gezien.
De
vrijwilligers verrichtten nog steeds dezelfde handelingen, maar vanuit een
andere basishouding. Aan de oppervlakte zag je nog steeds hetzelfde, maar er
was daadwerkelijk iets verandert. Gelukkig viel mij dat op, want anders had ik iets
moois gemist en was het een simpele week met vrijwilligerswerk gebleven. Nu was
het een ervaring die ik met mij meeneem.
Mijn
eerste vooringenomen blik veranderde ook. De jongeren waren natuurlijk nog
steeds studentikoos en spraken in een taaltje die ik niet verstond, maar mijn
oordelende mening verdween naar de achtergrond en ik zag hoe zij geraakt werden
en daardoor meer open gingen. Makkelijk had ik in mijn mening kunnen blijven hangen,
vanuit de gedachte dat ik ze na een paar dagen wel kende, maar gelukkig mocht
ik met andere ogen kijken.
Dat
zou ik de stadsgenoten van Jezus ook wel gunnen. We komen ze tegen in het
Evangelie (Mc.
6,1-6). Ze
horen hoe Jezus spreekt in de synagoge, ze hebben gehoord over de wonderen die
Hij verricht en ze hebben hun mening al klaar: ‘We kennen Hem nog van vroeger,
het was niks en zal nooit wat worden”. Omdat ze weten waar Jezus vandaan komt
en zijn familie kennen, nemen ze Hem niet serieus. Een gemiste kans, want Hij
kan daar geen wonder verrichten. We zullen onze ogen dus open moeten houden om
de Heer te herkennen, wat dit gebeurt eigenlijk als je het niet verwacht.
Dat
blijkt wel als we de Bijbel doorbladeren. Twee voorbeelden: In het Oude Testament
zit de profeet Elia in zak en as (cf. 1 Kon. 19). Hij wil eigenlijk de handdoek in de ring
gooien en hij heeft er geen vertrouwen meer in. Op de berg Horeb heeft hij dan
een Godsontmoeting. Eerst kwam er een storm, daar was God niet in. Er kwam een
aardbeving, ook geen God. Toen kwam er vuur, u raadt het al: Geen God. Na het
vuur hoorde Elia het suizen van een zacht briesje. Zodra hij dat hoorde, sloeg hij zijn mantel
voor zijn gezicht. Hij ontmoette God en God wees hem een nieuwe weg.
In
het Nieuwe Testament zien we ook iets vergelijkbaars bij de Emmaüsgangers (Lc. 24, 13-36). Het is na Pasen, maar
de leerlingen weten nog niet dat de Heer verrezen is. Twee leerlingen zijn door
verdriet overmand en keren terug naar hun huis in het dorpje Emmaüs. Al
wandelend praten ze met elkaar en er komt een derde persoon bij lopen die hen
vraagt waarom ze zo verdrietig zijn. Er ontstaat een gesprek waarin die persoon alles vanuit de
Schriften verklaard en thuis aangekomen nodigen ze Hem binnenuit. Bij de maaltijd
breekt Hij het brood en dan gaan de ogen open en ze herkennen Jezus.
Gods
ontmoetingen vinden juist plaats als je het niet verwacht: op de Horeb,
onderweg naar Emmaus of op een strand in Libanon. We zullen onze ogen en harten
open moeten houden. Je ziet het namelijk makkelijk over het hoofd.
De
afgelopen week keek ik naar de Regeringsverklaring. Ik was wel nieuwsgierig
naar de nieuwe regering en ik schrok mij rot over de kleuterklas die ik zag. Volwassen
mensen namen elkaar de maat, speelden niet de bal maar schopten elkaar omver. De
irritatie nam toe. Tot het debat geschorst werd en ik de Kamerleden door het
beeld zag lopen. Verschillende clubkleuren zochten elkaar op en leken het ook
wel goed met elkaar te hebben. Er was contact en verbinding. De hoop nam bij
mij toe dat zij best wel samen kunnen werken, zolang ze elkaar maar geen vliegen
af hoeven te vangen voor de camera. Zelfs rond zo’n vervelend debat, vinden
mensen elkaar.
Als
leerlingen van de Heer worden we steeds uitgedaagd om in alle ingewikkeldheden
van het leven Gods aanwezigheid te blijven zoeken. Een manier om dit te doen is
door aan het einde van de dag eens bewust terug te kijken, met de vraag: ‘Waar
heb ik vandaag God ontmoet?’ Door aandacht te hebben voor momenten die vreugde,
vrede en steun boden, al is het maar een kleine glimlach op je gezicht, kunnen
we Gods aanwezigheid op het spoor komen.
Hij
zit namelijk niet in groots en meeslepend, maar in het zachte waaien van de
wind. In een ontmoeting op het strand, of in de getuigenis van die Timmermanszoon
die je nog van vroeger kent. We hoeven alleen maar onze ogen en hart geopend te
houden. De Heer doet de rest. Amen.
Reacties
Een reactie posten