Doorgaan naar hoofdcontent

20ste zondag door het jaar B

 

Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd!

In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door!

We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg. Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan.

Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Broodvermenigvuldiging. Een mensenmassa volgt Jezus en Hij voedt hen met vijf broden en twee vissen. Dit is natuurlijk een geweldige ervaring en nog meer mensen volgen Jezus om de volgende goocheltruc te kunnen zien, maar dan begint Jezus hen uit te leggen waar het daadwerkelijk om gaat: Het Brood is het Woord van God en Hij maakt het lichamelijk door te schetsen dat Zijn Vlees en Bloed echt voedsel en drank zijn. Hij is het Brood dat Leven geeft.

Dat klinkt natuurlijk bizar in de oren, voor de joodse toehoorders toen en misschien ook wel voor ons vandaag de dag. Het klinkt wellicht alsof Jezus spreekt over kannibalisme, het eten van mensenvlees. Dat is uiteraard niet koosjer. In het Evangelie lezen we ook hoe Joden met elkaar in twist raken. Onbegrip leidt tot discussie. Dat is dus iets van alle tijden. Als men elkaar niet meer begrijpt of wil verstaan, gaan we langs elkaar heen praten, met verwijdering en afstand tot gevolg. We kunnen ons dan verliezen in misverstanden en aannames en dan ben je op een gegeven moment uitgesproken. De verbinding ontbreekt dan.

Terwijl de Eucharistie juist die verbinding brengt. Want het is de Heer die steeds naar ons toe beweegt. Een beweging die we mogen delen met de mensen om ons heen. Dit zien we terug in het verhaal van de Emmaüsgangers. Na de kruisdood verlaten zij teleurgesteld Jeruzalem. Onderweg naar huis komen ze een derde persoon tegen die naar hun verhaal vraagt. Hij maakt verbinding met hen. Ze vertellen wat er de afgelopen periode allemaal gebeurd is en bij hun huis aangekomen, nodigen ze deze reisgenoot uit aan tafel. Hij breekt het Brood en hun ogen gaan open, ze herkennen de Verrezen Christus. Vervolgens komen ze in beweging om dit te delen met hun vrienden in Jeruzalem.

De verbinding die de Heer met hen aangaat, draagt vrucht en brengt beweging. Als we de Eucharistie zo ontvangen, klinkt daar een opdracht in door, zoals de heilige Augustinus zei: “Ontvangt wat gij zijt en wordt wat gij ontvangt: Lichaam van Christus.”

Jezus spreekt vandaag over een geloofsmysterie. De Mensgeworden Zoon van God heeft zijn leven gegeven voor ons eeuwig geluk. Daar mogen we best even op kauwen. Paus Benedictus XVI schrijft het prachtig in zijn boek over Jezus: “geloven is het herkauwen van mensenvlees, in de geestelijke zin: daardoor blijven we intensief verbonden met Jezus die leven schenkt door Zijn dood.”

Dat kan niet anders dan iets in ons veranderen. Als we daar serieus op kauwen, dan heeft het zijn uitwerking op ons hele leven en is het ook de bron waar wij steeds weer uit kunnen putten. Het grijpt op elkaar in.

De heilige moeder Teresa vertelde dat de H. Mis het geestelijk voedsel was dat haar staande hield in het werk dat zij deed. Terwijl we Jezus in de Eucharistie ontmoeten onder de gedaanten van brood en wijn, zo ontmoeten wij Hem, aldus Moeder Teresa, in de gedaante van vlees en bloed in onze naaste.

Als het goed is, brengt de Eucharistie ons in beweging, krijgen wij oog voor de mensen om ons heen. Tegelijkertijd biedt de Eucharistie ons het Brood dat Leven geeft, voeding voor lichaam en ziel. Het is allebei nodig.

Wanneer we alleen onze aandacht hebben voor de Heer en de mensen om ons heen uit het oog verliezen, dan gaat er iets verkeerd. Als we alleen de mouwen opstropen, zonder ons te laten voeden door de Heer, dan ontbreekt er ook iets essentieels.

Zodra we de Eucharistie ontvangen, kunnen we daarna altijd onze handen vouwen uit dankbaarheid voor Gods goede gave die we ontvangen en tegelijkertijd mogen we vragen hoe we het vrucht kunnen laten dragen in ons leven. Het is namelijk Christus die ons in beweging brengt en gaande houdt.

Als we Hem zo ontvangen, klinkt er aan het einde van de Mis terecht: Proficiat. Ga zo door! Amen.


Afbeelding via wikipedia

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...