Doorgaan naar hoofdcontent

24ste zondag door het jaar B


 

Als we nu naar buiten zouden lopen en willekeurig aan mensen de vraag stellen wie Jezus is, dan krijgen we waarschijnlijk een variëteit aan antwoorden: sommigen zullen noemen dat Hij iets met God te maken heeft, een wijze leraar is of het christendom gesticht heeft. Anderen beschrijven Hem wellicht als een historisch figuur, die echt bestaan heeft maar 'natuurlijk niet goddelijk is'. Misschien worden we ook wel uitgelachen omdat we durven te vragen naar ‘een sprookjesfiguur’. Het kan een bonte rij aan antwoorden opleveren. Sommigen zullen compleet de plank misslaan, anderen reiken richting de waarheid en wellicht is er iemand die een gelovige beschrijving kan geven. Want echt doordrongen zijn van wie Jezus is, dat is maar weinigen écht gegeven. Hem herkennen wil niet automatisch zeggen dat we Hem daadwerkelijk kennen.

Dit komen we ook tegen in het Evangelie van vandaag. Jezus is met zijn vrienden onderweg. De stip aan de horizon waar Hij naartoe trekt is Jeruzalem, Zijn lijden, sterven en verrijzen tegemoet. De groep is bijna bij de dorpen rond Caesarea van Filippus. Ze bevinden zich aan het uiterste noorden van Israël. Een gebied dat bewoond wordt door heidenen, mensen die niet in God geloven. Er was daar een tempel gewijd, eerst aan de god Baäl, daarna aan de Griekse god Pan en in de tijd vlak voor Jezus is die tempel ingericht ter ere van keizer Augustus. Die kregen dus allemaal goddelijke eer.

Juist op die plek, waar zoveel religieuze afleiding is, stelt Jezus aan de leerlingen die twee vragen: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” om het daarna persoonlijk te maken: “En wie ben Ik dan voor jou?” Hierin zien we twee vormen van kennen: oppervlakkig en dieper.

De oppervlakkige zienswijze is dat Jezus een profeet zou zijn. Iemand die Gods boodschapper is, oproept tot bekering en mooie dingen doet, juist om onze blik op God te richten. Ze zitten er uiteraard niet ver naast, maar bijna raak is helemaal mis. De kern ontbreekt.

De leerlingen, die tot de kring van Jezus horen, lijken het wel te begrijpen. Petrus noemt Jezus de Messias, de Gezalfde van God. Als Jezus dan uitlegt wat dit inhoudt, namelijk dat Hij zal moeten lijden, dan gaat het Petrus een brug te ver. Daar is die trouwe leerling nog niet aan toe, dat kan niet waar zijn. Hij spreekt de Heer erop aan en Jezus zet hem op z’n plek. Hij moet terug, weer achter Jezus lopen.

Als volgelingen van de Heer moeten we Jezus volgen en niet voor Hem uit gaan lopen omdat we denken dat we het zelf wel beter weten. Daarin mogen we onze plaats kennen. Als leerlingen moeten we durven volgen, juist ook als het misschien spannend wordt. Want, zoals een lied bezingt: “De allermooiste bloemen groeien vlak langs het ravijn. Om die te kunnen plukken moet je durven bang te zijn.”

Om die stap te kunnen zetten, helpt het om het vertrouwen te stellen in de Heer en Hem te herkennen in de wereld om je heen. Zoals al eerder genoemd: Hem herkennen is niet automatisch hetzelfde als Hem kennen. Daar is een tweede stap voor nodig. Als we de Heer echt willen navolgen, zullen we iets van onszelf los moeten laten. De leerlingen lieten familie en werkzaamheden achter. Dat is een nogal flinke stap, die maar weinigen gegeven is.

Een stap die wij allemaal kunnen zetten is leven zoals de Heer ons dat voorhoudt: leven volgens het dubbelgebod van de liefde. Dat houdt een liefdevolle drieslag in: van God houden en van de mensen om je heen als van jezelf.

Dat is niet altijd de makkelijkste weg. Soms moet je keuzes maken die goed zijn voor een ander, waarbij je jezelf even op de tweede plaats zet. Die opdracht klinkt door in de eerste lezing, als Jakobus ons laat zien dat we in beweging moeten komen. Er klinkt een opdracht in door: geloof zal ook gepaard moeten gaan met daden. Als je gelovig zegt te zijn, maar niemand merkt er iets van… dan is er, positief gesteld, ruimte voor groei.

Deze beweging zien we terugkomen bij missionarissen. Mensen die letterlijk in beweging komen om over Jezus te vertellen. Dat deden ze niet alleen met woorden, maar ook door nabij te zijn. Een prachtig voorbeeld vinden we bij de Vlaamse heilige, pater Damiaan. Als jonge priester werd hij geraakt door de mogelijkheid om op Hawaï het geloof te verspreiden. Hier hoorde hij over een eiland waar alle mensen met de besmettelijke ziekte lepra naartoe werden gedumpt. Ze moesten zo ver mogelijk van de bewoonde wereld af zijn. Eigenlijk waren ze al dood nog tijdens hun leven.

Daar kwam die jonge priester terecht, nog vol idealen en dromen. Hij werd geconfronteerd met een wetteloze samenleving waar alles gebeurde wat God verboden had, want men was hopeloos. Damiaan begon met het winnen van vertrouwen, het opbouwen van een relatie. Hij deed wat nodig was en was naast priester ook dokter, timmerman en ziekenverzorger. Daarna begonnen ze afspraken te maken, er kwam duidelijkheid en structuur. De mensen kregen weer zicht op leven: het leven met de Heer. Geloven is namelijk niet alleen iets van woorden, maar het mag ook blijken uit wat je doet. Zoals de heilige pater Damiaan deed en zoveel mensen, ook in onze omgeving, bijna vanzelfsprekend doen.

Het is daarbij wel zaak dat we geen activistisch geloof hebben, dat we niet alleen maar de handen uit de mouwen steken en op de vraag van Jezus: “Wie ben Ik” antwoorden: Jezus was een sociale rechtvaardige. Ook dan doen we de Heer tekort.

In alles wat we doen, mogen we het voorbeeld van de Heer zelf volgen. In de Bijbel staat een dag uit zijn leven beschreven. Eerst ging Hij naar de synagoge, vervolgens deed Hij goede werken, waarna Hij zich terugtrok in de stilte. We mogen ons werken gedragen weten door het gebed.

Dat is echt leerling van de Heer zijn, en zo kunnen we Hem daadwerkelijk volgen. We hoeven niet enthousiast voor Hem uit te rennen omdat we zelf wel weten wat goed voor ons is, of omdat we denken te weten hoe de Heer het allemaal voor elkaar kan krijgen.

We mogen vertrouwen dat Hij ons een weg zal wijzen. Vanuit gebieden waar God soms afwezig lijkt, zoals in Caesarea van Filippus, langs het lijden in Jeruzalem, om vervolgens uit te komen bij de Heer, waar leven is. Vanuit die liefde mogen wij leven, dat mogen wij verspreiden, met daden en woorden van liefde. Amen.

 

Afbeelding: Pater Damiaan, via wikicommons.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...