Doorgaan naar hoofdcontent

25ste zondag door het jaar B




Jezus gebruikt vandaag het voorbeeld van een kind om aan zijn vrienden duidelijk te maken wat dienstbaarheid is. Het gebeurt vaker dat de Heer kinderen voor ons een voorbeeld doet zijn. In het Bijbelboek Matteüs staat een vergelijkbare gebeurtenis van wat wij vandaag bij Marcus lezen. De leerlingen vragen daar aan Jezus wie het belangrijkste zal zijn in Gods Rijk. Jezus plaatst vervolgens een kind in het midden van de groep en stelt dat zij moeten geloven als kinderen.

Over dit gedeelte preek ik regelmatig bij kinderdoopvieringen. Zij hebben namelijk iets wat wij later jammer genoeg allemaal kwijtraken. Er is nieuwsgierigheid. Ze willen alles onderzoeken en van alles weten. Vragen staat vrij, is het devies en soms zou je ze dan bijna achter het behang willen plakken. Die nieuwsgierigheid en misschien zelfs wel de ontvankelijkheid is een prachtige schat die we moeten proberen vast te houden. Tegelijkertijd is er nog een prachtige eigenschap die kinderen hebben: de vreugde. Een kind kan genieten van het kleine en het gewone. Ze maken zich nog niet druk over de nieuwste telefoon, dat komt jammer genoeg later allemaal vanzelf. Geef een kind een papiertje en ze vermaken zich. Met een ballon kunnen ze een tijd spelen. Het zijn juist de kleine dingen die het doen.

Dat is in ieder geval hoe het leven van een kind eruit zou moeten zien. Het is dan erg confronterend als kinderen ziek worden. De afgelopen weken hebben we in de parochie gebeden voor een van onze jongste medegelovigen: Bibi, een meisje van pas 3 jaar oud. Vorige week zondag is zij overleden, tussen de twee vieringen in.

Bibi heb ik niet goed gekend, maar ze heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Twee weken geleden heb ik haar voor de eerste keer ontmoet en mocht ik haar de ziekenzalving bedienen. Sindsdien is die Bijbeltekst, dat we moeten worden als kinderen, voor mij nog meer gaan leven. Door Bibi begrijp ik het nu een stukje beter.

Toen ik voor de ziekenzalving gevraagd werd, had ik namelijk begrepen dat Bibi kanker had en uitbehandeld was. Normaal verwacht ik in zo’n situatie dat iemand ziek in bed ligt en eigenlijk niet aanspreekbaar is. Bij Bibi was alles anders. Toen ik binnenkwam, stond er voor mij een vrolijke peuter in een drakenonesie. Zij keek mij nieuwsgierig aan. Drie seconden keek zij de kat uit de boom en vervolgens had ze praatjes voor tien. Nog nooit ben ik zo vrolijk ontvangen bij een ziekenzalving. Nadat we wat gesproken hadden, was het tijd voor de viering. De olie pakte ik uit mijn tas en Bibi hielp enthousiast met het opendraaien van het setje. Ik legde uit wat ik ging doen, dat we zouden gaan bidden en ik wat van de olie op haar hoofd en handen zou smeren. Erg lekker vond ze het niet ruiken. Toen we begonnen te bidden, vouwde zij ook haar handjes en vervolgens keek zij naar haar broers. Zij sloten de ogen, bogen het hoofd en dat voorbeeld volgde hun zusje. Wel zoals een zusje betaamt, een oog ging open om de boel in de gaten te houden.

Haar vrolijkheid en liefde voor het leven, maakte van die viering een prachtig moment. Van haar ouders begreep ik dat dat bij Bibi hoorde. Ook in het ziekenhuis lichtte de ruimte op als Bibi binnenkwam. Als andere zieke kinderen vermoeid en wat verdrietig waren, kwam zij lachend binnen, daagde wat uit en vervolgens gingen ze samen spelen. Ondanks haar ziek-zijn, bleef en blijft zij daarmee een inspiratiebron.

In het Evangelie horen we dan vandaag hoe de leerlingen zich druk maken over wie van hen het belangrijkste is. Nu mijn gedachten de laatste dagen zo naar Bibi en haar familie uitgaan, roept dat ook irritatie op. Waar maken die leerlingen van Jezus zich toch druk om?! Ze hebben een ingewikkelde boodschap ontvangen: Jezus zal sterven en ook verrijzen. Eigenlijk begrijpen ze er niets van, maar ze tellen toch alvast hun knopen voor als dat moment komt dat de Heer er niet meer is en wie dan de leiding krijgt.

Een menselijke gedachte, maar dat is niet de houding voor een leerling van de Heer. We mogen ons juist klein maken. Niet kleiner maken dan we zijn, maar ook niet groter voordoen dan goed voor ons is. We mogen zijn wat we ten diepste zijn: geliefde kinderen van de Vader.

Daarin kunnen we ons dus spiegelen aan de kleinste onder ons. Die soms misschien geluid maken als het even niet uitkomt of lekker eigenwijs zijn. Aan de open blik die zij hebben voor de wereld om hen heen, de nieuwsgierigheid en het oordeelvrij zijn. We kunnen een voorbeeld nemen aan Bibi, die toch zo ziek was en tegelijkertijd haar naasten droeg door simpelweg zichzelf te zijn: vrolijk en grappig, met oog voor haar broers en ouders.

Dat is een vorm van dienstbaarheid die het navolgen waard is. Misschien denk je wel: hoe kunnen we dat voor elkaar krijgen? Simpelweg door het voorbeeld van Bibi te volgen en onze handen te vouwen, het stil te maken en te bidden.

De heilige Moeder Teresa heeft ooit gezegd: “Mensen zoeken vrede, maar wat ze allereerst nodig hebben is stilte, want de vrucht van stilte is gebed. De vrucht van gebed is geloof, de vrucht van geloof is liefde. De vrucht van liefde is dienstbaarheid en de vrucht van dienstbaarheid is vrede.”

In onze levens kunnen we soms geconfronteerd worden met moeilijke momenten, situaties die we niet op eigen kracht kunnen dragen. Juist dan hebben we nood aan die dienstbaarheid. Door om te zien naar elkaar, ruimte te geven aan de emoties die er moeten zijn, kunnen we elkaar dragen. Als we zo oog hebben voor elkaar komt iedereen aan bod. Dit mogen we gefundeerd weten door het gebed, dus laten we steeds onze handen vouwen, ons hoofd buigen en bidden. Misschien met een oogje open om onze blik te richten op de Heer, die ons altijd draagt omdat wij zijn geliefde kinderen zijn. Amen.

 

De afbeelding is gegenereerd via AI

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...