Doorgaan naar hoofdcontent

26ste zondag door het jaar B

 

Als we in een groep werken, horen we vaak de oproep om 'out of the box' te denken. Alles moet dan mogelijk zijn en niets is te gek. Toch vind ik dat persoonlijk best lastig. We houden vaak van duidelijke kaders. Die geven houvast en zorgen voor structuur. Maar wanneer we te sterk vasthouden aan die vaste denkbeelden, kunnen ze ons ook beperken. We raken vast in ons eigen gelijk en sluiten alles uit wat daarbuiten valt. En voor we het weten, raken we gevangen in polarisatie; niet alleen in onze samenleving, maar ook in de Kerk. Je schiet er niets mee op en verstijft enkel in de eigen bubbel. De laatste jaren is het sterker aanwezig in de Kerk. Termen als links en rechts, conservatief en progressief steken weer de kop op. Als de paus A zegt, had hij eigenlijk B moeten zeggen en andersom. Qua hete hangijzers kun je het nooit goed doen; je stelt altijd iemand teleur. De ene kerklocatie is bijvoorbeeld te traditioneel en de andere locatie is te vooruitstrevend. Met andere woorden: verschillen worden uitvergroot en zijn niet meer te overbruggen. Erg spijtig, want dit bouwt de Kerk niet op. We hebben beide polen nodig.

Iets vergelijkbaars zien we in het Evangelie (Mc. 9, 38-43.45.47-48) gebeuren. Johannes wordt naar Jezus gestuurd om te vertellen dat er iemand fout bezig is. Die persoon doet goede dingen, ook nog in de naam van de Heer, maar hij hoort niet “bij ons”, dus hebben we hem maar tegengehouden. Er gebeurt iets bijzonders in de opmerking van Johannes. In zijn beschrijving van die persoon zegt hij dat het geen volgeling ‘van ons’ was. Hij noemt niet dat die persoon geen leerling van Jezus is, maar hij is geen volgeling van hen…  Johannes gaat daarmee een beetje op de stoel van Onze Lieve Heer zitten. Er klinkt zelfs iets van jaloezie in door. Iets voor deze Bijbeltekst hebben de leerlingen namelijk geprobeerd een bezeten jongen te genezen. Het lukte hen niet; ze hadden er de kracht niet toe. Nu is er schijnbaar iemand anders die het wel kan en hij hoort niet eens bij de groep. Het moet niet veel gekker worden. Johannes kijkt met een negatieve blik; waar Jezus het goede ziet. Die persoon hoort misschien niet bij het groepje, maar is wel van Christus.  Vervolgens gaat Jezus nog verder met wat beeldende beschrijvingen. Als iets je tot zonde aanzet, verwijder het dan. Neem deze tekst alsjeblieft niet te letterlijk en laat de ledematen zitten, maar onderzoek wel wat de echte navolging van Christus in de weg staat en werk eraan. We hoeven namelijk geen wedstrijd te doen wie de echte of beste volgeling van de Heer is, zolang we ons maar steeds richten op Hem. Hij mag ons richtsnoer zijn.

Als we de Heer volgen, kunnen we namelijk ook Gods stralen ontdekken waar we het misschien niet verwachten.

De eerste lezing (Num. 11, 25-29) kan je er mee vergelijken. Mozes is met het Volk op weg naar het Beloofde Land. Het Volk jammert onderweg wat af en Mozes ziet het eigenlijk niet meer zitten. Hij vraagt de Heer om hulp. De Heer laat Mozes 70 oudsten verzamelen en wil op hen een deel van de geest leggen die op Mozes rust, om zo de lasten gezamenlijk te kunnen dragen. Zo geschiedde. Alleen twee personen, Eldad en Medad, hebben waarschijnlijk het appje gemist of hebben zich verslapen. Ze waren in ieder geval niet in de Tent van Samenkomst, maar ontvingen wel de gave van profeteren. Ook hierbij: Het moet niet veel gekker worden. Ze komen niet opdagen, maar kunnen toch profeteren. Ook Jozua lijkt jaloers te reageren. Gelukkig heeft Mozes ook oog voor het handelen van God. Dit kan soms misschien wat oneerlijk voelen. Ze proberen het zo goed te doen, houden zich aan alle regels en dan geeft God ook de macht van profeteren aan die twee die niet eens op het afgesproken moment aansloten. Of in het geval van de leerlingen: ze volgen Jezus, laten alles achter, en dan komt er zo’n rare zij-instromer en die kan ook nog iets dat hen niet gelukt is. ‘Dat is niet eerlijk.’ 

Als je op die manier gelovig door het leven gaat, heb je een lastige route voor je liggen. Het is namelijk makkelijk om God voor je karretje te spannen vanuit de gedachte: zo zou het moeten gaan. Hierin zie je ook de polarisatie de kop opsteken; “zo moeten we kerk-zijn, want anders…” Dat het Gods Kerk is, verliezen we dan uit het oog. Eigenlijk bepalen wij dan voor God hoe het moet verlopen. Dit kan je toepassen op alle lastige punten die we in ons gelovig leven kennen en op alle onderdelen van het spectrum. Concreet kan je dit zien gebeuren met kritiek op de Paus, iets dat hij zelf toejuicht. Als hij iets zegt, roept het soms vragen op of zelfs uit z’n verband getrokken en uit de context gehaald. Er wordt niet gevraagd wat er mee bedoelt wordt. Dat is jammer, want wat hij zegt roept op tot onderscheiding, mag je aan het denken zetten. Daarmee kunnen we de Geest de ruimte geven, die waait zoals Hij wil.

Voor onze tijd is het een uitdaging om ons niet te verschuilen achter dichtgetimmerde meningen, maar dat we juist blijven zoeken en tasten, letterlijk met elkaar onderweg te zijn. Dat is wat een synodale Kerk zou moeten zijn. Niet via oneliners elkaar de maat nemen en zo met grote stappen snel thuis te zijn, maar juist door naar verschillende meningen te luisteren en de tijd te nemen om het te verstaan op verschillende niveaus. Door van je hoofd, naar je hart te bewegen. Dit kunnen we oefenen door onze bubbels te doorbreken en juist mensen te ontmoeten die anders door het leven bewegen en een stukje samen op te trekken. Daarbij mogen we ons de vraag stellen wat we daarbij ervaren en of de aanwezigheid van de Geest voelen?

We mogen wegblijven bij makkelijke antwoorden en zwart/wit-opvattingen. Zo kan Gods barmhartigheid altijd het laatste Woord krijgen. Amen.


De afbeelding is genereerd via AI.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...