Doorgaan naar hoofdcontent

32ste zondag door het jaar B

In een tijd waarin we weer een Amerikaanse president krijgen die roept dat ‘America first’ komt, is het een nare constatering om te zien dat het niet alleen een houding aan de andere kant van de oceaan is, maar we het ook in onze eigen levens tegen kunnen komen. Vaak genoeg kunnen we horen dat men eerst de eigen schaapjes op het droge moeten hebben, alvorens we anderen kunnen helpen. Tijd maken voor anderen of vrijwilligerswerk doen is ook iets dat steeds moeilijker wordt, want we hebben het allemaal druk zat en dan moet je ook nog voor jezelf zorgen. De realiteit is wel dat ik dit advies ook vaak geef. Je kan namelijk alleen iets geven als je zelf ook ademruimte heb. Wanneer we al ons geld weggeven aan goede doelen en zelf niets meer over houden om te eten, dan gaat er iets mis. Als je jezelf continue voorbij loopt om voor anderen te zorgen, dan kukkel je op een gegeven moment om. Het heeft met balans te maken. Een quote uit mijn geitenwollensokken-tijd: “Je kan pas goed voor anderen zorgen, als je eerst voor jezelf zorgt”. Het klopt natuurlijk wel. Ook in het vliegtuig krijg je altijd het advies om eerst je eigen zuurstofmasker op te doen, voordat je anderen helpt.

Vanuit het Evangelie (Mc. 12, 38-44) dat we zojuist lazen, zou je misschien iets anders kunnen verwachten. Het heeft allemaal met context te maken. In de Bijbeltekst van vandaag spreekt Jezus zich eerst uit tegen de religieuze leiders die dus eerst hun schaapjes op het droge willen hebben. Ze lopen rond in hun prachtige kleding. Ze pronken,  willen  graag gezien worden. Ook slokken ze ook nog de huizen van de weduwen op; Die “mannen Gods” maken misbruik van hun macht en verrijken zichzelf. Vanuit die ervaring richt de Heer onze blik op de collecteschaal. Men gooit er het ene na het andere grote briefje op en dan komt er een andere weduwe die er twee centjes in gooit. Het is bijna zonde om ze te tellen, zo weinig is het waard. Jezus toont dan het makkelijk geven is vanuit overvloed; je merkt er niets van in jouw portemonnee. Deze weduwe geeft van haar armoede. Ze geeft van wat zij nodig heeft om te leven. Met andere woorden: ze geeft een stukje van haar leven.

Dit is niet bedoelt als collecteaanbeveling. Het is ook geen boodschap dat we geen geld mogen hebben. Het gaat er wel om wat we centraal zetten. Als macht en aanzien een richtsnoer worden, hebben we toch een probleem. Als we niet omzien naar elkaar en alleen maar op onszelf gericht zijn, dan gaat er iets mis. We mogen ons leven namelijk delen. Daarbij mogen we geven vanuit ons hart. Niet om er zelf beter van te worden, of eer en aanzien te verkrijgen, maar we mogen delen van wat we hebben om zo te groeien in de liefde. Zo richten we ons op de Levende Heer en leven we vanuit het vertrouwen dat Hij ons wegen wijst.

We zien dit ook terug in de eerste lezing bij de profeet Elia (I Kon. 17, 10-16). Ook in deze lezing ontmoeten we een weduwe. Elia laat zich van zijn meest brutale kant zien. Deze vrouw heeft bijna niets meer. Nog wat meel en een beetje olie, net genoeg om een laatste avondmaal te maken voor haar kind en wellicht voor haar, alvorens ze van de honger zullen omkomen. Je zou er bijna stil van worden. Daar heeft Elia geen last van: “maak eerst even een broodje voor mij en daarna kan je voor je kind en voor jezelf zorgen”. Dan heb je lef. Hij zegt het dan ook niet uit zichzelf, maar het is een opdracht van God, Hij zal voorzien. Het meel en de olie gaan niet op. Ze geeft van het weinige dat zij heeft en kan blijven geven. Als je geeft vanuit vertrouwen, dan geven aan God de ruimte om het aan te vullen. Dit betekent niet dat we alles maar weg moeten geven, alle schepen achter ons moeten verbranden en “leven vanuit vertrouwen”. Dat is namelijk vragen om moeilijkheden. Het gaat om een balans, waarbij het centrum onze Goede God is. Op Hem mogen we ons richten. Niet op eigen gewin, of overdreven zorgzaamheid; Hij zal het centrum van ons doen en laten moeten zijn.

Dat voorbeeld zien we bij deze twee vrouwen terugkomen. Concreet wordt het bij hen in drie stappen die wij ook kunnen volgen: vertrouwen, overgave, veranderen.

  • Vertrouwen: De beiden weduwen vertrouwen op Gods voorzienigheid en ze geven allebei vanuit het weinige dat ze hebben. Ook wij kunnen leven vanuit het vertrouwen: hebben we daadwerkelijk alles nodig wat we kunnen kopen of doen? Mag het een onsje minder, om zo meer ruimte te hebben om dit door God in te laten vullen?
  • Overgave: Zij geven weg, niet uit overdaad of om goede sier te maken. Het is een kwestie van overgave. Doen wat de Heer van je vraagt. Ook die ‘roeping’ mogen wij onderzoeken. Wat is het dat God van ons vraagt in de specifieke situatie waar wij in staan? Wat kunnen wij betekenen voor de ander die wij ontmoeten?
  • Veranderen: de weduwe bij Elia keek de dood al in de ogen; omdat zij gaf, ontving zij veelvoudig. Het meel en de olie raakten niet meer op. Het heeft haar leven verandert. Geven kan ook bij ons levensveranderd werken. Daarbij doel ik niet alleen op geld geven of vrijwilligerswerk oppakken. Het kan ons ook helpen in het leven van alledag.

Als het leven even moeilijk is en we met een rotgevoel rondlopen; deel dan dat beetje vrolijkheid wat je nog in je hebt uit. Je zal merken dat het bakje vrolijkheid zich vervolgens aanvult. Is geloven momenteel lastig? Zoek dan in jezelf naar die kruimels die je hebt en hou ze niet voor jezelf. Deel uit van dat kleine beetje en zie dat het meer wordt als je er over spreekt. Op die manier geven we onze goede God de kans om ons te helpen. Vol vertrouwen mogen we geven om ons zo te veranderen en ons steeds weer te richten op Hem die ons leven geeft. Amen.

 

De afbeelding is gecreëerd via AI


 

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...