Langzaam bewegen we naar het einde van het kerkelijk jaar.
Volgende week is het alweer Christus Koning en met de Advent starten we weer
opnieuw. Het is verleidelijk om al vooruit te kijken. De eerste Kerstkaart heb
ik al ontvangen en de liturgieboekjes voor Kerst staan al in de mailbox op mijn
reacties te wachten. Deze bijzondere tijd aan het einde van het Kerkelijk Jaar
zou je dan bijna over het hoofd zien, terwijl het ons iets heel bijzonders
voorhoudt: de apocalyptische rede van Jezus. Hij spreekt over de eindtijd.
In onze tijd en eigenlijk door alle eeuwen heen zien mensen
al tekenen van de eindtijd; Natuurrampen, oorlogen en gedoe kleuren dat het
besef dat alles eindig is en Jezus bijna voor de deur staat. Ook vandaag de dag
komt dit weer meer op; Amerikaanse presidentsverkiezingen, een kabinetscrisis
en allemaal gedoe kleuren ook nu weer dat idee van eindigheid en men staart
soms al naar boven om te zien of Jezus al onderweg is.
Die tekenen zijn dus van alle tijden. Aan het begin van het
dertiende hoofdstuk van het Bijbelboek Marcus staan Jezus en zijn leerlingen
bij de tempel en een van de leerlingen is ontzettend onder de indruk; alsof je
voor het eerst de Sint Pieter in Rome bezoekt. Het is machtig mooi, gigantisch
groot en je hebt het idee dat het nooit anders eruit zou kunnen zien. Dan zegt
Jezus opbeurend: “Geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden
verwoest.” Daar sta je dan met je fotocamera in de hand…
De leerlingen vragen door en willen weten wanneer dit
allemaal zal gaan gebeuren. Jezus waarschuwt hen vervolgens voor dwaalleraren,
die van alles doen en zeggen, maar eigenlijk niets weten. Jezus beschrijft dat
er allemaal ellende komt, maar dat is nog niet het einde. Er zal vervolging
zijn, mensen staan tegen elkaar op en er zullen valse profeten op het toneel
verschijnen, zelfs mensen die zich voor een valse christus uitgeven. Het is
geen vrolijke tekst. Vervolgens gaat de Bijbeltekst verder met wat wij vandaag
lezen (Mc. 13,24-32): er zal geen licht meer zijn en dan zullen we de
Mensenzoon zien komen. Daar mogen we naar uitzien, onze hoop op stellen.
Hoe het eruit zal zien en wanneer het zal gebeuren, daar hebben we geen weet van. Het
heeft geen zin om alleen maar naar de hemel te staren op zoek naar tekenen. Wel
mogen we leven vanuit die hoop dat Jezus komt. Al lijkt dat makkelijk gezegd.
Met deze doemteksten in de hand zakt de moed je bijna in de schoenen, maar die
teksten wijzen ons op de hoop die er door heen schijnt. Ook in de eerste lezing
uit het Boek Daniël (Dan. 2,1-3) klinkt dat door. Er zal een tijd van nood
zijn, maar er zullen mensen gered worden. Ze zullen schitteren als sterren. Dit
roept de vraag op wat wij met zulke apocalyptische teksten kunnen. Bij de term
“Apocalyps” zien we wellicht al scenes van rampenfilms voor ons. Beelden van
strijd, natuurgeweld en ellende. Dat doet die term tekort. Het betekent
namelijk: ontsluieren. Er wordt ons een tipje van de sluier opgelicht. Daarom
heet het laatste boek van de Bijbel naast de Griekse term Apocalyps ook wel
Openbaring.
We mogen dus verder kijken dan de ellende die soms op ons
bordje terecht komt. In moeilijke situaties steken overlevingsreacties de kop
op. Hierbij worden vaak vechten, bevriezen en vluchten genoemd. In tijden van
crisis zien we dat mensen zich opsluiten, in actie komen, of juist verlamd
raken. Door te vechten ga je de situatie aan. Je stroopt de mouwen op en laat
je niet kennen. Bij het bevriezen loop je als het ware vast. Je laat het
gebeuren en kan niet reageren. De derde optie is vluchten, hierbij ga je de
situatie uit de weg, je maakt je als het ware uit de voeten en zoekt een veilig
heenkomen. Het een is niet beter dan het ander, het zijn gewoon reacties die
voorgeprogrammeerd zijn.
Vanuit ons geloof mogen we daar nog een houding naast
zetten: vertrouwen. Vertrouwen dat we door alle ellende en gedoe heen geliefde
kinderen van God zijn. Dat Hij naar ons omziet en voor ons zorgt. Daar mogen we
steeds weer kracht uit putten. Leven vanuit vertrouwen kunnen we concreet maken
door de volgende stappen te zetten:
We kunnen onze relatie met de Heer verder opbouwen door Hem
mee te nemen in ons leven van alledag, bij moeilijke momenten en juist ook bij
dat wat vreugde brengt. Door te bidden op al die momenten, zullen we hopelijk
merken dat Hij altijd bij ons is. Het is makkelijk om oog te hebben voor wat
niet goed loopt en ons daar op te focussen, maar door oog te hebben voor die
momenten van blijdschap, hoe klein soms ook, kunnen we Gods aanwezigheid ook op
het spoor komen.
De volgende stap is dat we ook moeten durven zoeken. Leven
vanuit vertrouwen is geen knopje dat je om kan zetten. Het is een tocht die we
door het leven mogen gaan; met zoeken, vallen en opstaan. Het belangrijkste is
om steeds weer terug te keren naar het besef dat God bij je is. Zoals de
Heilige Teresa van Ávila zegt: "Laat niets je verontrusten, laat niets je
bang maken. Alles gaat voorbij. God verandert nooit. Wie God heeft, komt niets
tekort. God alleen is genoeg."
Daarvanuit kunnen we de laatste stap zetten, die van het
doen. Vertrouwen mag ons ook in beweging brengen. Vertrouwen betekent niet dat
je grote risico’s moet nemen, maar dat je handelt vanuit geloof en dat mogen we
verspreiden met daden van liefde. We mogen het Licht verspreiden dat Christus
in de wereld brengt. Daar mogen we steeds naar uitzien en ons vertrouwen op
stellen. Amen.
De afbeelding is gecreëerd door AI.
Reacties
Een reactie posten