Doorgaan naar hoofdcontent

33ste zondag door het jaar B

 

Langzaam bewegen we naar het einde van het kerkelijk jaar. Volgende week is het alweer Christus Koning en met de Advent starten we weer opnieuw. Het is verleidelijk om al vooruit te kijken. De eerste Kerstkaart heb ik al ontvangen en de liturgieboekjes voor Kerst staan al in de mailbox op mijn reacties te wachten. Deze bijzondere tijd aan het einde van het Kerkelijk Jaar zou je dan bijna over het hoofd zien, terwijl het ons iets heel bijzonders voorhoudt: de apocalyptische rede van Jezus. Hij spreekt over de eindtijd.
In onze tijd en eigenlijk door alle eeuwen heen zien mensen al tekenen van de eindtijd; Natuurrampen, oorlogen en gedoe kleuren dat het besef dat alles eindig is en Jezus bijna voor de deur staat. Ook vandaag de dag komt dit weer meer op; Amerikaanse presidentsverkiezingen, een kabinetscrisis en allemaal gedoe kleuren ook nu weer dat idee van eindigheid en men staart soms al naar boven om te zien of Jezus al onderweg is.
 
Die tekenen zijn dus van alle tijden. Aan het begin van het dertiende hoofdstuk van het Bijbelboek Marcus staan Jezus en zijn leerlingen bij de tempel en een van de leerlingen is ontzettend onder de indruk; alsof je voor het eerst de Sint Pieter in Rome bezoekt. Het is machtig mooi, gigantisch groot en je hebt het idee dat het nooit anders eruit zou kunnen zien. Dan zegt Jezus opbeurend: “Geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.” Daar sta je dan met je fotocamera in de hand…
De leerlingen vragen door en willen weten wanneer dit allemaal zal gaan gebeuren. Jezus waarschuwt hen vervolgens voor dwaalleraren, die van alles doen en zeggen, maar eigenlijk niets weten. Jezus beschrijft dat er allemaal ellende komt, maar dat is nog niet het einde. Er zal vervolging zijn, mensen staan tegen elkaar op en er zullen valse profeten op het toneel verschijnen, zelfs mensen die zich voor een valse christus uitgeven. Het is geen vrolijke tekst. Vervolgens gaat de Bijbeltekst verder met wat wij vandaag lezen (Mc. 13,24-32): er zal geen licht meer zijn en dan zullen we de Mensenzoon zien komen. Daar mogen we naar uitzien, onze hoop op stellen.
 
Hoe het eruit zal zien en wanneer het zal  gebeuren, daar hebben we geen weet van. Het heeft geen zin om alleen maar naar de hemel te staren op zoek naar tekenen. Wel mogen we leven vanuit die hoop dat Jezus komt. Al lijkt dat makkelijk gezegd. Met deze doemteksten in de hand zakt de moed je bijna in de schoenen, maar die teksten wijzen ons op de hoop die er door heen schijnt. Ook in de eerste lezing uit het Boek Daniël (Dan. 2,1-3) klinkt dat door. Er zal een tijd van nood zijn, maar er zullen mensen gered worden. Ze zullen schitteren als sterren. Dit roept de vraag op wat wij met zulke apocalyptische teksten kunnen. Bij de term “Apocalyps” zien we wellicht al scenes van rampenfilms voor ons. Beelden van strijd, natuurgeweld en ellende. Dat doet die term tekort. Het betekent namelijk: ontsluieren. Er wordt ons een tipje van de sluier opgelicht. Daarom heet het laatste boek van de Bijbel naast de Griekse term Apocalyps ook wel Openbaring.
 
We mogen dus verder kijken dan de ellende die soms op ons bordje terecht komt. In moeilijke situaties steken overlevingsreacties de kop op. Hierbij worden vaak vechten, bevriezen en vluchten genoemd. In tijden van crisis zien we dat mensen zich opsluiten, in actie komen, of juist verlamd raken. Door te vechten ga je de situatie aan. Je stroopt de mouwen op en laat je niet kennen. Bij het bevriezen loop je als het ware vast. Je laat het gebeuren en kan niet reageren. De derde optie is vluchten, hierbij ga je de situatie uit de weg, je maakt je als het ware uit de voeten en zoekt een veilig heenkomen. Het een is niet beter dan het ander, het zijn gewoon reacties die voorgeprogrammeerd zijn.
 
Vanuit ons geloof mogen we daar nog een houding naast zetten: vertrouwen. Vertrouwen dat we door alle ellende en gedoe heen geliefde kinderen van God zijn. Dat Hij naar ons omziet en voor ons zorgt. Daar mogen we steeds weer kracht uit putten. Leven vanuit vertrouwen kunnen we concreet maken door de volgende stappen te zetten:
We kunnen onze relatie met de Heer verder opbouwen door Hem mee te nemen in ons leven van alledag, bij moeilijke momenten en juist ook bij dat wat vreugde brengt. Door te bidden op al die momenten, zullen we hopelijk merken dat Hij altijd bij ons is. Het is makkelijk om oog te hebben voor wat niet goed loopt en ons daar op te focussen, maar door oog te hebben voor die momenten van blijdschap, hoe klein soms ook, kunnen we Gods aanwezigheid ook op het spoor komen.
De volgende stap is dat we ook moeten durven zoeken. Leven vanuit vertrouwen is geen knopje dat je om kan zetten. Het is een tocht die we door het leven mogen gaan; met zoeken, vallen en opstaan. Het belangrijkste is om steeds weer terug te keren naar het besef dat God bij je is. Zoals de Heilige Teresa van Ávila zegt: "Laat niets je verontrusten, laat niets je bang maken. Alles gaat voorbij. God verandert nooit. Wie God heeft, komt niets tekort. God alleen is genoeg."
Daarvanuit kunnen we de laatste stap zetten, die van het doen. Vertrouwen mag ons ook in beweging brengen. Vertrouwen betekent niet dat je grote risico’s moet nemen, maar dat je handelt vanuit geloof en dat mogen we verspreiden met daden van liefde. We mogen het Licht verspreiden dat Christus in de wereld brengt. Daar mogen we steeds naar uitzien en ons vertrouwen op stellen. Amen.
 
De afbeelding is gecreëerd door AI.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...