Doorgaan naar hoofdcontent

Eerste zondag van de advent jaar C


Durven hopen is een van de mooiere dingen die wij hebben. We kennen voorbeelden genoeg. Het wachten op een uitslag na een ingewikkelde toets; uitzien naar een belangrijk telefoontje. Soms bevinden we ons wellicht tussen hoop en vrees, maar ondanks onrustige momenten in ons leven; gedoe, spanningen en stress mogen we er altijd weer het beste van hopen. We mogen er naar uitzien dat een situatie ten goede zal keren.

De hoop verliezen; zonder hoop zijn, is dan ook ontzettend pijnlijk en dan er mist iets belangrijks in het leven. Daartoe zullen wij ons dan moeten verhouden en andere wegen moeten vinden. Verwachtingen en dromen moeten worden bijgesteld en dan mag je ervaren dat je opnieuw ergens naar mag uitzien en daar hoop uit mag putten.

Hoop is ook een van de goddelijke deugden. Hij staat in het rijtje: Geloof, hoop en liefde. Het is daarmee meer dan optimisme, of er ‘het beste maar van hopen’. Het is een vertrouwensrelatie met onze God en het reikt verder dan het hier en nu, want we mogen uitzien naar de Heer. (cf. CKK 1817). De hoop is in ons hart gelegd en het houdt ons staande als het leven ingewikkeld wordt. (cf. CKK 1818). Het is daarmee een prachtig geschenk van onze Goede God. Het klinkt mooi, maar de hoop kan ook onder druk komen te staan. Als we in het leven op de proef worden gesteld, het journaal bekijken of de krant openslaan zijn er soms genoeg redenen om de hoop te verliezen en dat de moed in de schoenen zakt.

Juist in deze tijd van Advent mogen we vol vertrouwen en dus hoopvol uitzien naar wat er komen gaat. Uitzien naar de Heer. In de Advent doen we dit op drie manieren; we kijken terug naar de geboorte van Christus, we kijken vooruit naar de toekomst als de Heer terugkomt en in het hier en nu mogen we Hem steeds weer opnieuw ontvangen in ons hart.

 

Natuurlijk is dan soms makkelijker gezegd dan gedaan. Jezus houdt dit ons vandaag ook voor in het Evangelie (Lc. 21, 25-28. 34-36). We gaan eigenlijk nog steeds verder met Eindtijdteksten, waarin Jezus ons toont dat door alle verdrukking heen iets moois gloort. Vandaag horen we dat er tekenen zullen zijn, sommigen zijn angstig om wat er staat te gebeuren en dan zal de Mensenzoon terugkeren. We worden ook gewaarschuwd om alert te blijven, waakzaam te zijn en te bidden. Met deze teksten in de hand gaan veel eindtijdpredikers al eeuwen aan de slag. Bij iedere natuurramp, oorlog, presidentsverkiezing of als iemand zijn grote teen stoot, wordt de eindtijd weer verkondigd. Tekenen worden herkend, vaak wordt er zelfs een datum aan gekoppeld en we worden opgeroepen om ons te bekeren.

Met die oproep tot bekering is natuurlijk niets mis, maar zij gooien er vaak een angstaanjagend sausje over heen. Terwijl Jezus ons iets anders voorhoudt: Door alle gedoe en eindtijdbeelden heen mogen we de Verlossing ervaren. Daar mogen we waakzaam op zijn, daar mogen we naar uitzien.

                                           

Door alle chaos in de wereld heen mogen we hopen op de Heer. Zo mogen we als leerlingen van de Heer Pelgrims van de Hoop zijn, want die hoop stelt niet teleur. Paus Franciscus begint daarmee ook zijn brief om het komende Heilig Jaar af te kondigen. Elke 25 jaar is er zo’n Jubeljaar en op 24 december vangt de volgende aan als in Rome de Heilige Deur in de Sint-Pieter geopend wordt. Zo’n Heilig Jaar legt de nadruk op de verzoening tussen God en de mensen en de mensen onderling en dit jaar staat dus de Hoop centraal.

In zijn schrijven noemt de Paus dat het Jubeljaar een uitnodiging om hoop te herontdekken, gevoed door Gods Woord en verankerd in een persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus, Hij is “de deur van het heil". (cf. Spes non confundit 1) Hoop is stevig geworteld in Gods liefde, die in ons hart is uitgestort door de Heilige Geest en die stelt niet teleur, omdat zij is gebaseerd op de onwankelbare liefde van God, die ons door alles heen draagt. (SnC 2) Paus Franciscus citeert Paulus in zijn brief aan de Romeinen, waarin de apostel erkent dat het leven vol vreugde en verdriet is, en dat hoop juist in beproevingen wordt versterkt. Die beproevingen leiden tot volharding, deugd, en uiteindelijk hoop. Juist in een wereld vol haast en ongeduld wordt het geduld, als een vrucht van hoop, voorgehouden die ons staande houdt. Het helpt ons vertrouwen te houden in Gods beloften. (SnC 4)

 

Tegelijkertijd kennen we allemaal situaties waarin vertrouwen te voet komt en te paard gaat. Momenten waarin we zo onder druk staan dat de hoop lijkt te verdwijnen. Het is dan makkelijk gezegd om geduld te hebben en te volharden, daar moet je ook nog de kracht en energie voor hebben.

 

Die voeding vinden we in de opmerking van Jezus: “Weest daarom altijd waakzaam en bidt”. Juist als we door het leven flink door elkaar geschud worden, mag dat onze reddingsboei te zijn. Door te blijven bidden, al is het maar een minuutje en voelt het wellicht als ‘tegen beter weten in’, blijven we ons richten op de Heer. Hij staat namelijk wel voor ons open; aan onze kant is het soms ingewikkelder om daarin te volharden. Het is een kwestie van volhouden en je vasthouden aan die momenten dat je steun en kracht ervaren heb. Juist de Advent is een periode om te volharden in die hoop. We beginnen niet voor niets met één kaars. Veel licht heb je er nog niet van, maar het is een begin en het maakt al een groot verschil. In deze eerste week van de advent kunnen we misschien actief zoeken naar die tekenen van hoop in alle chaos die ons wordt voorgeschoteld. Waarin ervaren we iets van Gods aanwezigheid en Zijn belofte? Wat schenkt ons vreugde door de dag heen? We mogen Pelgrims van Hoop zijn, daarvoor mogen we in beweging komen. Amen.


Afbeelding is gecreëerd via AI

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...