Doorgaan naar hoofdcontent

Kerst jaar C


Er gebeurt altijd iets bijzonders als er een baby een kamer binnenkomt. Als vanzelf gaat alle aandacht naar dit kleine mensje uit. Volwassenen maken plotseling de vreemdste geluidjes, nemen wonderlijke houdingen aan om oogcontact te maken en alles wordt uit de kast gehaald om een glimlach op het gezichtje te toveren. Een baby brengt een hoop vreugde. Het werkt vertederend. Zelfs de grootste chagrijn kan zich vaak toch niet inhouden om met een klein glimlachje toe te kijken.
 
Een baby geeft ons ook een beeld van een hoopvolle belofte. De hele toekomst ligt in principe nog open; vol dromen, verwachtingen en mogelijkheden. Zelf ben ik altijd wat verlegen bij baby’s. Ze kunnen je zo aanstaren, alsof ze door je heen kunnen kijken. Het is een blik van nieuwsgierigheid, die we jammer genoeg op een gegeven moment toch kwijtraken. Baby’s zijn ook kwetsbaar. We moeten ze goed vasthouden, het nekje ondersteunen en dan ook nog ontspannen blijven. Als ouder heb je een hele verantwoordelijkheid. Voor alles heeft een kind zorg nodig. Het kan nog niets zelf en vraagt van alles. Het is kwetsbaar en klein. Het is dan ook onvoorstelbaar dat onze God op die manier Mensgeworden is. Hij heeft alles gemaakt; de aarde, met alles wat erbij hoort. Zon, maan en sterren. Beesten ter land, ter zee en in de lucht en de mens. Alles wat wij kunnen verzinnen komt uit Zijn Hand. Toch is dat precies wat God doet: Hij kiest ervoor om onze kwetsbaarheid te delen. Door klein en weerloos te worden, laat Hij zien dat Hij dichtbij wil komen, niet als toeschouwer, maar als een God die ons leven van binnenuit kent. Daardoor mogen we hopelijk ervaren dat God naar ons toekomt in alle vreugde en verdriet, in het echte leven. Zoals bij Jozef en Maria, bij ouders die het even niet meer weten, die geen plek vinden om tot rust te komen. Hij komt naar ons toe in armoede, tussen de beesten in een voerbak. Hij komt naar ons toe in het echte leven met al het mooie en lelijke, om ons leven te delen.
 
Dat is het wonder van Kerst: God kiest ervoor om niet op afstand te blijven, maar ons te ontmoeten in ons leven, in alle vreugde en gebrokenheid. Dit zien we ook terug in de boodschap aan de herders. Zij bevinden zich aan de kant van de samenleving en doen niet echt mee. Zij krijgen die hoopvolle boodschap als eerste te horen.
 
Net zoals de herders worden wij vandaag aangesproken: de boodschap van hoop is niet alleen iets van toen, maar ook van nu. Hoe reageren wij op die uitnodiging om op weg te gaan naar het Kind? We mogen naar de Heer gaan met alles wat we met ons meedragen, het mooie, het goede en met dat waar we ons voor schamen. Met al onze bagage. Juist omdat het een hoopvolle boodschap is. Hoop is meer dan optimisme, het is een geschenk van God.
 
Deze boodschap van hoop klinkt niet alleen in de stal van Bethlehem, maar ook in onze wereld. In een tijd vol onrust en onzekerheid nodigt paus Franciscus ons uit om hoop opnieuw te ontdekken. In Rome opent paus Franciscus vandaag de Heilige Deur van de St. Pieter en start het Jubeljaar, waarbij de hoop centraal staat. Die hoop stelt niet teleur omdat het ons in staat stelt om verder te kijken dan de gebrokenheid van de wereld. Het herinnert ons eraan dat God een plan heeft voor ons allemaal, hoe het leven soms ook loopt.
 
Natuurlijk kan dit wel de vraag oproepen hoe we die hoop vast kunnen houden in een tijd waarin mensen het moeilijk hebben. Er zijn spanningen in de wereld, teveel oorlogen om op te noemen. Mensen leven in armoede, zijn ziek en worden door het leven op de proef gesteld. Om dan te zeggen: “hoop wordt in beproevingen versterkt en nog een zalige Kerst!”, is toch een beetje te makkelijk.
 
Juist dan zien kunnen we naar de Kerststal kijken. Het Kerstverhaal leert ons dat zelfs in de donkerste momenten, vreugde en hoop te vinden zijn. Dat zien we bij die jonge ouders, Jozef en Maria, die bij alle beproevingen vreugde vinden bij de pasgeboren Baby. Bij herders die normaal niet gezien worden en nu als eerste dit Goede Nieuws horen en mogen ervaren dat zij er toe doen. De Wijzen die huis en haard verlaten omdat ze een ster zien en vol vertrouwen op weg gaan. Zo mogen ook wij zoeken naar de tekenen van hoop, zelfs in een wereld die gebroken aanvoelt. Ook in onze tijd, in onze levens ontmoeten we deze ervaringen. Mensen die naar elkaar omzien, een helpende hand bieden als we het even niet meer op eigen kracht kunnen. Naar de vreugde die ons door moeilijke momenten helpt. We zien het makkelijk over het hoofd, maar het is er wel. Kerst nodigt ons uit om niet te blijven hangen in wat ontbreekt of moeilijk is. Het vraagt ons om opnieuw te kijken naar waar liefde, vreugde en vrede aanwezig zijn, hoe klein ook. Dáár, in het gewone, is God te vinden. Het wonder van Kerst begint klein. Een baby, kwetsbaar en weerloos, trekt alle aandacht naar zich toe en brengt vreugde. Herders, aan de randen van de samenleving, worden de eersten die de boodschap horen. En een stal, een plek van armoede, wordt de plek waar God kiest om geboren te worden. Zo is God aanwezig.
 
In dit wonder van Kerst, te midden van een wereld vol uitdagingen, mogen we ons herinneren dat hoop klein begint, maar groot wordt als we het delen. Zoals de herders in beweging kwamen en hun vreugde deelden, zo mogen wij het Licht van Kerst ontvangen en verspreiden. Door het zichtbaar te maken in kleine gebaren van liefde, in momenten van vreugde die we met anderen delen. Zo mag Kerst steeds weer een beginpunt zijn, een uitnodiging om de vreugde te delen en Pelgrims van Hoop te zijn.
 
Zalige Kerst.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...