Doorgaan naar hoofdcontent

Doop van de Heer jaar C

Regelmatig krijgen we als pastores de vraag: “Ik ben gaan geloven in Jezus, kan ik gedoopt worden?” Het is een geweldige vraag. Iedere keer maakt m’n hart weer een sprongetje, want het is prachtig als mensen Jezus willen navolgen. Bij de kennismakingsgesprekken krijg je een inkijkje hoe iemand op de weg van het geloof terecht is gekomen. Soms door een ontmoeting; iemand sprak vrijmoedig over het geloof of ze zijn ooit uitgenodigd om mee naar de kerk te gaan. Bij anderen is er iets gebeurt. Het leven is even door elkaar geschud. Dan ga je nadenken over wat echt belangrijk. Schijnbaar stuit je dan op het christendom. Vaak is het de weg van de geleidelijkheid. Ze hebben iets gehoord of gelezen, dat laat hen niet meer los. Ze gaan het onderzoeken en komen bij Jezus uit.

Hier kan ik weleens jaloers op zijn. Zelf ben ik als baby gedoopt. Opgegroeid in de kerk: niks spannends. Gewoon een paplepelkatholiek. Daar is gelukkig niets mis mee. Op de weg van het geloof kunnen we elkaar allemaal prachtig aanvullen.  Als iemand zich met deze vraag meldt, trappen wij soms een beetje op de rem. De ander is hier al lang mee bezig. Vaak is er al van alles gelezen en bekeken. “Eigenlijk”, zo hoor ik dan: “weet ik  alles al. Volgende week kan ik wel gedoopt worden…” Het is enthousiasme is super, eerlijk waar. Het is een vreugde voor de gehele Kerk als iemand gedoopt wordt. Toch vragen we om tijd. Geloven is niet alleen een kwestie van kennis opdoen, punten scoren en je diploma halen. In ons gelovig leven gaan we een relatie aan met de Heer. Het proces begint vaak bij het verstand. Vervolgens mag het naar het hart zakken en tot uitvoer komen bij je handen, met daden van liefde. Dat kost tijd. Dat geldt voor ons allemaal en die tijd mogen we onszelf gunnen. De doop is geen einddoel. Het is een startpunt.

In het Evangelie zijn we vandaag te gast bij het doopfeestje van Jezus. Het is een drukte van jewelste. Johannes de Doper brengt een hoop mensen op de been met zijn oproep tot bekering. De mensen gaan er zelfs van uit dat Johannes weleens de te verwachtte Messias zou kunnen zijn; die geweldenaar die alles nieuw maakt. Daar is Johannes duidelijk in: Die komt nog en Hij is sterker dan ik ben. Plotseling staat Jezus voor Johannes met de vraag om ook gedoopt te worden. Johannes probeert Jezus tegen te houden. De doop is namelijk voor zondaars en dat is Jezus niet. Gelukkig zet Jezus door. Hij wil namelijk solidair zijn met ons; met mensen die fouten maken en verkeerde afslagen nemen. Met zondaars, zoals u en ik. Jezus wil met ons en bij ons zijn. Jezus laat zich dopen, Hij bidt en vervolgens klinkt die Stem die zegt: “Jij bent Mijn Zoon, Ik hou van Jou”. Het mooiste is: dat klinkt voor ons allemaal. Door de doop zijn wij Gods geliefde kinderen.

Ook hierbij geldt nog steeds: De doop is geen eindpunt; dan begint het pas. We zien het bij Jezus. Na zijn doop bidt Hij. Hij investeert in de relatie met de Vader. Door de doop staan we in relatie met de Heer; daar mogen we steeds in groeien door stappen te zetten op de weg van het geloof. Er gebeurt nogal wat bij de doop. We gaan eigenlijk de weg van Christus. Zoals Hij sterft en weer verrijst, mogen wij diezelfde beweging maken. In de doop gaan we onder water met de Heer. Onze oude mens sterft als het ware, om uit het water van de doop een nieuwe mens te worden. Dat is geen wedstrijdje. Het is een levensweg. Daarin mogen we steeds van ons hoofd naar ons hart bewegen.

Die weg gaan we allemaal, “paplepelkatholiek", of net nieuw. Of het doopsel nu afgelopen jaar was of tachtig jaar geleden. Steeds mogen we weer stil staan bij onze doop. De volgende stappen kunnen hierbij helpen: beseffen, voelen en doen. Eerst mogen we stil bij het feit dat we gedoopte mensen zijn. We zijn Gods geliefde kinderen en staan in relatie met Hem. Misschien voelen we het niet elke dag zo, maar het mag een zekerheid zijn waar we op bouwen. God houdt van ons. Dat mag een geloofswaarheid zijn die we ons inprenten.

Als we ons dat beseffen komt de stap dat het naar ons hart mag zakken. We weten dat we geliefd zijn. Nu mogen we het voelen. Hiervoor mogen ons bewust zijn van de vreugde die we ervaren. Wat brengt blijdschap? Wat wakkert enthousiasme aan? Wanneer ervaren we troost? Als we dat voor ogen hebben kunnen we ook onderscheiden wat het met God van doen heeft. Het hangt vaak samen. Momenten van vreugde en steun doen ons ervaren dat God met ons onderweg is. Dat Hij ons draagt. Door hierbij bewust te staan komen we het ook steeds makkelijker op het spoor.

Daarna mag Gods liefde tot uiting komen in wat wij doen. Het mag doorgroeien naar onze handen. Die liefde is geen privé cadeau wat je netjes in een doosje doet. Stel je voor dat je het kwijtraakt, of beschadigd. We mogen er iets mee doen. Ons geloof mogen we met daden van liefde handen en voeten geven. Door om te zien naar mensen om je heen. Bijvoorbeeld door te helpen bij een inloophuis. De handen uit de mouwen te steken in de parochie. Anderen te helpen op de weg van het geloof.

God heeft liefde in ons hart gelegd. Dat geloof mag tot uiting komen. Door het te beseffen, voelen en tot wasdom te laten komen. Daar mogen we onze tijd voor nemen, aan het begin en heel ons leven. Dat is een prachtige reis met Onze Lieve Heer. Een weg vol liefde en groei, die we stap voor stap met Hem mogen gaan. Amen.


Bovenstaande afbeelding: Giotto di Bondone (1267-1337), Cappella Scrovegni a Padova, Life of Christ, Baptism of Christ  via Wikipedia.

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...