Doorgaan naar hoofdcontent

Derde zondag van de Veertigdagentijd C

Een kleine bekentenis: ik heb een guilty pleasure. Erg veel TV kijk ik niet, maar als ik een stukje langs zie komen van “Lang leve de liefde”, dan blijf ik toch even hangen. Het is een wonderlijk programma. In alle eerlijkheid snap ik niet waarom ik blijf kijken. Twee mensen worden samen in een huis gezet en de camera registreert alles. Wij mogen als kijkers meegenieten – of beter gezegd: meegluren. Vanaf de eerste voorzichtige kennismaking; de onvermijdelijke pasta die op tafel gezet wordt en de discussie wie de bank of het bed krijgt. We zijn getuige van de eerste blikken, de spanning, de verwachtingen, de ongemakkelijkheid en teleurstellingen. Bij de evaluatie kiest men er toch vaak voor om niet samen verder te gaan. Vaak wordt er dan genoemd dat er wel een vriendschappelijke klik is, maar de romantische ontbreekt. Naar mijn idee loopt het spaak omdat men binnenstapt met een lijstje, vol wensen, eisen, dromen – en daar moet de ander maar aan voldoen. Dan ontstaat de rekensom: past de ander wel bij mij? Moet ik nog blijven hopen op een beter iemand? Of… durf ik te investeren? Mag ik de ander zien als iemand die nog kan groeien – en zie ik dat ook nog voor mijzelf onder ogen?

Diezelfde spanning horen we in het Evangelie van vandaag. Jezus vertelt een gelijkenis over een vijgenboom. Deze draagt al drie jaar geen vruchten meer. De drie jaar staat voor volledigheid. De eigenaar is het zat: “Hak hem om.” Weg ermee. Het is zonde van de ruimte, daar kan iets beters mee gebeuren. De tuinman heeft een ander idee als hij zegt: “Heer, laat hem dit jaar nog met rust. Ik zal de grond omspitten en bemesten. Misschien draagt hij dan vrucht.”vDe tuinman gelooft in groei. Niet omdat alles al perfect is. Niet omdat de boom aan alle eisen voldoet. Maar omdat hij bereid is om te investeren. Te wachten. Te hopen. Jezus vertelt dit verhaal niet zomaar. Hij wil ons uitnodigen: durf ook zo te kijken. Naar jezelf en naar anderen.

We mogen leren om groeiruimte te zien – bij de ander én in onszelf. Dat vraagt iets van ons. Geduld, hoop en liefde die niet meteen afrekent, maar die ruimte laat. Net zoals God dat doet. Petrus vroeg ooit aan Jezus: “Hoe vaak moet ik vergeven? Hij dacht vervolgens goede sier te maken door “Tot zeven keer” toe te noemen. Jezus antwoordde: “Niet tot zeven keer, maar tot zeventig maal zeven.” Met andere woorden: blijf maar doorgaan met vergeven. Het mag tot in het oneindige gebeuren. Dit legt Jezus uit aan de hand van een gelijkenis over iemand die in de financiële problemen zit. (cf. Mt. 18:21-35) De schulden zijn hoog en hij vraagt de schuldeiser om barmhartigheid, dit ontving hij. Toen iemand anders genade van hem vroeg, was hij genadeloos. Jezus laat zien: het is niet genoeg om zelf ruimte te krijgen – je moet die ook kunnen geven.

In onze tijd, waarin het oordeel vaak klaarstaat – op sociale media, aan talkshowtafels en ook in ons eigen hoofd – is dat een uitdaging. Maar het is ook onze roeping als christenen: om te kijken met de ogen van God. Om te zeggen: “Geef het nog een kans.” Door ruimte te bieden om te groeien. Niet tegen beter weten in, maar vanuit de gedachte dat we de hoop niet op hoeven te geven en erin kunnen investeren.

Daarvoor mogen we werk verrichten. Zoals de Tuinman ons voorhoudt: omspitten en bemesten. Dit kunnen we concreet maken door niet vast blijven zitten in onze oude verwachtingen of denkbeelden, maar oog te hebben voor groeiruimte. Dit komen we op het spoor door te bidden en te leven vanuit de sacramenten, waarin wij steeds weer Christus ontmoeten. Dat is de weg van het geloof gaan en dat is ook de roeping die we als gedoopten hebben. Op deze zondag stellen de geloofsleerlingen zich voor. Sommigen ontvangen ook de catechumenenzalving als voorbereiding op weg naar het doopsel. Dat vieren we straks met Pasen en het is geen eindpunt, of een diploma-uitreiking, maar juist een verder leven met de Levende Heer. Daarin kunnen we steeds het voorbeeld van de vijgenboom volgen. Die is niet bedoeld om alleen maar mooi te zijn – er is ook een taak; hij moet vrucht dragen. Ook wij, als leerlingen van de Heer worden opgeroepen om vrucht te dragen. Om de liefde die Jezus in ons hart stort, niet voor onszelf te houden, maar te delen middels liefde, rechtvaardigheid, vergeving. Het vruchtdragen is dus geen prestatie, maar antwoord op Gods liefde. Daartoe mogen we ons steeds weer richten op God, om ons te bekeren. Dit is een voortdurend proces. Daartoe mogen we steeds weer de handen uit de mouwen steken door de boel om te spitten en bemesten. Deze week kunnen we onszelf misschien de vraag stellen welke verandering, klein of groot zal ik in mijn leven aan moeten brengen om mij weer meer op God te kunnen richten? Wat dient er als het ware omgespit te worden?

Als je dat weet; kom je ook op het spoor wat je daartoe nodig hebt. Welke bemesting brengt voor jou groei? Meer tijd maken voor het gebed, bijvoorbeeld door een bepaalde traditie zoals de rozenkrans verder uit te bouwen? Dagelijks een podcast luisteren met een bijbeltekst, of zelf een stukje lezen? Of vindt jij de groeimogelijkheden juist door in beweging te komen; geloofsgenoten te ontmoeten en een luisterend oor te bieden? God geeft ons steeds de ruimte om te groeien. Elke dag weer. Hij kijkt naar ons, niet zoals we nu zijn, maar Hij ziet de belofte. Daartoe zijn we Zijn geliefde kinderen. Amen.

 

 

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...