De afgelopen dagen verschenen er meerdere nieuwsberichten over de toename van geloofsleerlingen in de katholieke Kerk. Steeds meer mensen – jong én iets ouder – lijken de weg naar de Kerk te vinden. Ook in onze eigen parochie mogen we ons gelukkig prijzen dat er in de Paaswake twaalf mensen zijn opgenomen in de Kerk. Ieder van hen gaat zijn of haar eigen geloofsweg. Sommigen hebben een jarenlange zoektocht achter de rug, anderen zijn geraakt door een bijzondere ervaring die hen op het spoor van geloven bracht. Maar één verlangen delen ze allemaal: ze zoeken een persoonlijke relatie met Christus. Ze zijn aangeraakt en willen dat vasthouden. Bij de jongeren zien we vaak dat ze niet gelovig zijn opgevoed. Hetzelfde geldt voor hun ouders. Thuis kunnen ze met hun vragen dan niet terecht. Ze starten een online zoektocht, en komen zo uiteindelijk bij een kerk uit. Het is een vreugde dat zij deze stap durven zetten. En tegelijk is het een spiegel voor ons allemaal. Ook wij mogen nadenken over onze eigen geloofsweg. Zelf ben ik een paplepelkatholiek. En dan kan er soms een zekere lauwheid op de loer liggen. Juist het enthousiasme van het begin kan ons wakker schudden – of je nu net christen bent, of al jaren meeloopt. De vraag is: zijn wij Paasmensen? Mensen die niet bij de pakken neerzitten, maar zich door de Levende Heer in beweging laten brengen?
In beweging worden gezet – dat kan op verschillende manieren. Dat zien we ook in het evangelie van vandaag. We maken kennis met drie leerlingen, die ieder op hun eigen manier geloof vormgeven.
Eerst ontmoeten we Maria Magdalena. Zij is door verdriet
overmand en gaat in alle vroegte naar het graf. Ze wil dicht bij Jezus zijn.
Maar dan wordt ze geconfronteerd met een weggerolde steen. Of ze ook
daadwerkelijk het graf binnen is gegaan, lezen we niet. Wel staat er dat ze
teruggaat naar Petrus en de geliefde leerling – van wie de traditie zegt dat
het Johannes is – en zegt: “Ze hebben de Heer weggenomen.”
Daarop haasten Petrus en Johannes zich naar het graf.
Johannes laat Petrus als eerste naar binnen gaan. Simon Petrus ziet de tekenen:
het lege graf, de zwachtels, de zweetdoek. Maar verder blijft het stil. Tot
Johannes zelf naar binnen gaat. Dan staat er: “Hij zag en geloofde.”
Met een beetje verbeelding – en misschien wat psychologie van de koude grond – herkennen we daarin drie stappen van geloofsgroei.
Maria Magdalena kijkt in deze scène nog van buiten naar binnen. Ze zoekt, is geraakt, maar durft het mysterie nog niet binnen te gaan. Alles is nieuw, onbekend, verwarrend. Dat is de eerste fase. En die mag er zijn. Gun jezelf daarin de ruimte.
Petrus gaat een stap verder: hij gaat daadwerkelijk naar
binnen. Van toeschouwer wordt hij deelnemer. Hij ziet wat er ligt, maar
begrijpt het nog niet volledig. Het is alsof je voor het eerst een kerk
binnenstapt – je voelt dat er iets belangrijks gebeurt, je ziet de symboliek,
je wordt meegevoerd, maar je kunt het nog niet helemaal duiden. Geloof en
twijfel wisselen elkaar af. Maar ook dat is een belangrijke fase. Een fase van
openheid.
En dan Johannes: hij ziet, en gelooft. Het geloof wordt iets
persoonlijks. Iets tussen hem en de Heer. Dat wil niet zeggen dat er geen
twijfel meer is. Integendeel. Geloof zonder ruimte voor twijfel kan verstarren.
Juist het stellen van vragen houdt geloof levend en open.
Het is geen lineair proces. Soms denk je een stap verder te zijn, en dan word je door het leven ineens weer teruggeworpen. Toch laat deze scène iets zien van levend geloof: een geloof in beweging, waarin we telkens opnieuw mogen groeien.
Als Paasmensen mogen we, door de verrijzenis, groeien in geloof. Geloven is een dynamische, relationele weg met de Levende. Daarvan horen we Petrus vrijmoedig getuigen in de eerste lezing uit Handelingen. In een paar zinnen vat hij de hele Blijde Boodschap samen: hoe Jezus rondtrok, stierf, en door God uit de dood werd opgewekt. En Petrus laat er geen misverstand over bestaan: als leerlingen mogen we deze boodschap niet voor onszelf houden. We worden gezonden om te getuigen. De verrijzenis is geen afgesloten hoofdstuk, maar een uitnodiging tot relatie. God wil met ieder van ons een levende verbinding aangaan. En dat is bij uitstek dynamisch. Het Griekse woord voor dynamiek – dunamis – betekent letterlijk: kracht, vermogen. Het is de innerlijke kracht die in beweging zet, tot leven wekt, energie geeft. Het geloof in de verrezen Christus brengt iets teweeg. Het doet ons groeien.
Tegelijkertijd weten we: geloven is niet altijd vanzelfsprekend. Soms begrijpen mensen je geloof niet. Sommigen zijn misschien beleefd: “Fijn dat jij er wat aan hebt” of: “Leuk zo’n hobby.” Anderen vinden het naïef, of wordt afgedaan als een sprookje. Juist dat is de uitnodiging om te getuigen van een levend geloof. Niet met dwingende woorden of grote bewijzen. Maar door onze levenshouding, onze keuzes, door het delen van de hoop.
Het beste getuigenis van geloof in de Levende Heer is ons eigen leven. We dragen het geloof uit door het ook zelf te léven. Of, om het op z’n Rotterdams te zeggen: geen woorden, maar daden. Dat betekent: opstaan als het leven tegenzit. Vertrouwen houden als alles tegen lijkt te werken. Blijven liefhebben, juist waar het schuurt. En steeds opnieuw putten uit de kracht, de dunamis, die voortkomt uit de relatie met de Levende.
Misschien helpt het om jezelf af te vragen: Waar sta jij op
je geloofsweg?
Ben je een Maria Magdalena – zoekend, geraakt, maar nog van
buiten?
Ben je een Petrus – betrokken, binnen, maar nog niet
begrijpend?
Of ben je als Johannes – iemand die mag zien en geloven,
midden in het mysterie?
Waar je ook bent: de Heer is daar. Hij kent je, roept je, en gaat met je mee. Als Paasmensen mogen we steeds opnieuw leven vanuit de hoop dat God stenen voor graven weg laat rollen. Die relatie mag ons in beweging brengen, steeds weer opnieuw en stap voor stap. Amen.
Reacties
Een reactie posten