Doorgaan naar hoofdcontent

Pasen 2025


De afgelopen dagen verschenen er meerdere nieuwsberichten over de toename van geloofsleerlingen in de katholieke Kerk. Steeds meer mensen – jong én iets ouder – lijken de weg naar de Kerk te vinden. Ook in onze eigen parochie mogen we ons gelukkig prijzen dat er in de Paaswake twaalf mensen zijn opgenomen in de Kerk. Ieder van hen gaat zijn of haar eigen geloofsweg. Sommigen hebben een jarenlange zoektocht achter de rug, anderen zijn geraakt door een bijzondere ervaring die hen op het spoor van geloven bracht. Maar één verlangen delen ze allemaal: ze zoeken een persoonlijke relatie met Christus. Ze zijn aangeraakt en willen dat vasthouden. Bij de jongeren zien we vaak dat ze niet gelovig zijn opgevoed. Hetzelfde geldt voor hun ouders. Thuis kunnen ze met hun vragen dan niet terecht. Ze starten een online zoektocht, en komen zo uiteindelijk bij een kerk uit. Het is een vreugde dat zij deze stap durven zetten. En tegelijk is het een spiegel voor ons allemaal. Ook wij mogen nadenken over onze eigen geloofsweg. Zelf ben ik een paplepelkatholiek. En dan kan er soms een zekere lauwheid op de loer liggen. Juist het enthousiasme van het begin kan ons wakker schudden – of je nu net christen bent, of al jaren meeloopt. De vraag is: zijn wij Paasmensen? Mensen die niet bij de pakken neerzitten, maar zich door de Levende Heer in beweging laten brengen?

In beweging worden gezet – dat kan op verschillende manieren. Dat zien we ook in het evangelie van vandaag. We maken kennis met drie leerlingen, die ieder op hun eigen manier geloof vormgeven.

Eerst ontmoeten we Maria Magdalena. Zij is door verdriet overmand en gaat in alle vroegte naar het graf. Ze wil dicht bij Jezus zijn. Maar dan wordt ze geconfronteerd met een weggerolde steen. Of ze ook daadwerkelijk het graf binnen is gegaan, lezen we niet. Wel staat er dat ze teruggaat naar Petrus en de geliefde leerling – van wie de traditie zegt dat het Johannes is – en zegt: “Ze hebben de Heer weggenomen.”

Daarop haasten Petrus en Johannes zich naar het graf. Johannes laat Petrus als eerste naar binnen gaan. Simon Petrus ziet de tekenen: het lege graf, de zwachtels, de zweetdoek. Maar verder blijft het stil. Tot Johannes zelf naar binnen gaat. Dan staat er: “Hij zag en geloofde.”

Met een beetje verbeelding – en misschien wat psychologie van de koude grond – herkennen we daarin drie stappen van geloofsgroei.

Maria Magdalena kijkt in deze scène nog van buiten naar binnen. Ze zoekt, is geraakt, maar durft het mysterie nog niet binnen te gaan. Alles is nieuw, onbekend, verwarrend. Dat is de eerste fase. En die mag er zijn. Gun jezelf daarin de ruimte.

Petrus gaat een stap verder: hij gaat daadwerkelijk naar binnen. Van toeschouwer wordt hij deelnemer. Hij ziet wat er ligt, maar begrijpt het nog niet volledig. Het is alsof je voor het eerst een kerk binnenstapt – je voelt dat er iets belangrijks gebeurt, je ziet de symboliek, je wordt meegevoerd, maar je kunt het nog niet helemaal duiden. Geloof en twijfel wisselen elkaar af. Maar ook dat is een belangrijke fase. Een fase van openheid.

En dan Johannes: hij ziet, en gelooft. Het geloof wordt iets persoonlijks. Iets tussen hem en de Heer. Dat wil niet zeggen dat er geen twijfel meer is. Integendeel. Geloof zonder ruimte voor twijfel kan verstarren. Juist het stellen van vragen houdt geloof levend en open.

Het is geen lineair proces. Soms denk je een stap verder te zijn, en dan word je door het leven ineens weer teruggeworpen. Toch laat deze scène iets zien van levend geloof: een geloof in beweging, waarin we telkens opnieuw mogen groeien.

Als Paasmensen mogen we, door de verrijzenis, groeien in geloof. Geloven is een dynamische, relationele weg met de Levende. Daarvan horen we Petrus vrijmoedig getuigen in de eerste lezing uit Handelingen. In een paar zinnen vat hij de hele Blijde Boodschap samen: hoe Jezus rondtrok, stierf, en door God uit de dood werd opgewekt. En Petrus laat er geen misverstand over bestaan: als leerlingen mogen we deze boodschap niet voor onszelf houden. We worden gezonden om te getuigen. De verrijzenis is geen afgesloten hoofdstuk, maar een uitnodiging tot relatie. God wil met ieder van ons een levende verbinding aangaan. En dat is bij uitstek dynamisch. Het Griekse woord voor dynamiek – dunamis – betekent letterlijk: kracht, vermogen. Het is de innerlijke kracht die in beweging zet, tot leven wekt, energie geeft. Het geloof in de verrezen Christus brengt iets teweeg. Het doet ons groeien.

Tegelijkertijd weten we: geloven is niet altijd vanzelfsprekend. Soms begrijpen mensen je geloof niet. Sommigen zijn misschien beleefd: “Fijn dat jij er wat aan hebt” of: “Leuk zo’n hobby.” Anderen vinden het naïef, of wordt afgedaan als een sprookje. Juist dat is de uitnodiging om te getuigen van een levend geloof. Niet met dwingende woorden of grote bewijzen. Maar door onze levenshouding, onze keuzes, door het delen van de hoop.

Het beste getuigenis van geloof in de Levende Heer is ons eigen leven. We dragen het geloof uit door het ook zelf te léven. Of, om het op z’n Rotterdams te zeggen: geen woorden, maar daden. Dat betekent: opstaan als het leven tegenzit. Vertrouwen houden als alles tegen lijkt te werken. Blijven liefhebben, juist waar het schuurt. En steeds opnieuw putten uit de kracht, de dunamis, die voortkomt uit de relatie met de Levende.

Misschien helpt het om jezelf af te vragen: Waar sta jij op je geloofsweg?
Ben je een Maria Magdalena – zoekend, geraakt, maar nog van buiten?
Ben je een Petrus – betrokken, binnen, maar nog niet begrijpend?
Of ben je als Johannes – iemand die mag zien en geloven, midden in het mysterie?

Waar je ook bent: de Heer is daar. Hij kent je, roept je, en gaat met je mee. Als Paasmensen mogen we steeds opnieuw leven vanuit de hoop dat God stenen voor graven weg laat rollen. Die relatie mag ons in beweging brengen, steeds weer opnieuw en stap voor stap. Amen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...