Als kind vond ik het geweldig als er een stoelendans werd gespeeld. Het is natuurlijk een grappig gegeven; je loopt rond de stoel, de muziek klinkt en de spanning neemt toe. Plots zwijgt de muziek en moet je proberen een plek te bemachtigen. Dit gaat er niet altijd even lief aan toe en men duwt elkaar dan zelf van de stoel af. Het is een grappig beeld maar jammer genoeg ook te vertalen naar onze levens. Hoe vaak worden mensen niet weggeduwd, weggezet opdat een ander kan stralen.
Precies dat ziet Jezus gebeuren in het evangelie van vandaag. Tijdens een maaltijd merkt Hij hoe mensen druk bezig zijn om de beste plaatsen aan tafel te krijgen. Je moet wel een beetje goede sier maken, zodat iedereen ziet hoe belangrijk je bent. Jezus draait die gewoonte om. Het is niet het belangrijkste dat jij gezien wordt, maar dat jij de ander ziet. Wie zichzelf kleiner durft te maken, die groeit juist. Nederigheid is niet iets negatiefs, maar een weg naar dankbaarheid.
Als we zo leren kijken, verandert er iets. Dan zien we de ander niet meer vanuit status of nut, maar eenvoudig als medemens, als iemand die kostbaar is in Gods ogen. Misschien kunnen we dan juist wel zeggen dat we met Gods ogen kijken.
Dat zien met Gods ogen is niet alleen iets persoonlijks, het houdt ook een sociale opdracht in. Als Kerk hebben we dat altijd geprobeerd handen en voeten te geven. Dit noemen we de Sociale Leer van de Kerk, ook wel ons best bewaarde geheim genoemd. Dit is geen “linkse hobby” of een nieuwe uitvinding uit Rome. Hier doen we eigenlijk wat Jezus ons al voorhoudt in Matteüs 25: oog en aandacht hebben voor wie dat nodig heeft. Vanaf het eerste begin hebben christenen zo geleefd. Door zorg te dragen voor elkaar en voor mensen die dat nodig hebben. Velen scholen, ziekenhuizen en sociale organisaties zijn door de eeuwen ook opgezet vanuit de christelijke spiritualiteit.
In de 19e eeuw kwam daar een nieuwe stap bij. De vraag werd niet alleen: wát moeten we doen, maar ook: waarom raken mensen eigenlijk in de verdrukking? De wereld veranderde snel door de industrialisatie. Techniek nam een vlucht, arbeiders raakten hun zekerheden kwijt. De Kerk nam vervolgens een standpunt in: de menselijke waardigheid mag nooit worden aangetast. Paus Leo XIII schreef erover in de encycliek Rerum Novarum: arbeid is er niet alleen voor economische winst, maar ook voor de ontwikkeling van de mens, cultureel en moreel. Vanaf dat moment zijn pausen steeds vaker gaan spreken. Zo ontstond het begin van de Sociale Leer van de Kerk, een bouwwerk dat nooit af is.
De Sociale Leer klinkt misschien groot en ingewikkeld, maar het is eigenlijk heel logisch. Het begint bij de waardigheid van ieder mens: van het begin tot het einde van het leven is ieder kostbaar in Gods ogen. Wij zijn gemaakt om samen te leven. Het gezin en de gemeenschap zijn de basis, en iedereen hoort erbij. Daaruit volgen rechten, maar ook plichten. De economie is er voor de mens, niet de mens voor de economie. Daarom hebben arbeiders recht op veilig en eerlijk werk. Altijd klinkt daar die stem van Jezus in mee: let vooral op de kwetsbaren. De sociale leer houdt ons voor dat het algemeen welzijn boven privébelang moet staan. Dat vraagt om solidariteit: wij zijn één menselijke familie, voorbij eigen grenzen die we kunnen trekken. Daar ligt ook verantwoordelijkheid. Het subsidiariteitsbeginsel: begin klein, bij de mensen zelf. We hoeven niet meteen van bovenaf alles te regelen, maar kijk wat men zelf lokaal kan dragen. Tot slot moeten we de schepping niet vergeten. De aarde, ons gezamenlijke huis, mogen we beheren en verzorgen, met respect voor de Schepper.
Dat is niet iets van vroeger. Het speelt nog steeds. Iedere tijd vraagt opnieuw om een vertaling in denken en doen. De rode draad is daarin steeds de liefde. Omdat ieder mens geschapen is naar Gods beeld, heeft ieder waardigheid die beschermd moet worden. Dat klinkt logisch, misschien zelfs eenvoudig, maar de praktijk is vaak weerbarstig. Menswaardigheid staat nog steeds onder druk. Denk aan de plekken waar onze goedkope kleding vandaan komt, aan huizen die voor velen onbetaalbaar zijn, aan mensen met flex-contracten die geen zekerheid kennen, of aan ouderen die eenzaam zijn. De Sociale Leer herinnert ons eraan dat het ons allemaal aangaat. We dragen allemaal, hoe klein ook, verantwoordelijkheid. We kunnen verschil maken in onze eigen omgeving, op de eigen postzegel waar wij leven. Het hoeft niet groots en meeslepend te zijn, als we maar oog en aandacht hebben voor de mensen om ons heen.
Daartoe mogen
we de weg van nederigheid gaan. We hoeven niet allemaal te vechten voor de
beste stoel. Er is ruimte genoeg, als we maar samen willen delen. We zullen het
samen moeten doen. Dit kunnen we doen door liefde centraal te zetten, niet
gelijk te oordelen en de ander ruimte geven. Concreet kunnen we hierin groeien door
de straatkrantverkoper bij de supermarkt niet voorbij te lopen, maar te
groeten. Door bij de koffie eens bij iemand te gaan zitten die je niet kent en
echt geïnteresseerd te zijn. Door na te denken wat jij zelf kan doen voor ons
gemeenschappelijke huis, de aarde waar wij wonen. Door de mens echt als medemens
te zien, groeit er dankbaarheid en verbondenheid. Aan Gods tafel is er namelijk
plaats voor iedereen. Amen.
Afbeelding: “Stoelendans in Lettele”, Judith van Westreenen, via Wikipedia..

Reacties
Een reactie posten