Sinds enige tijd heeft de pastorie ook een voedelkastje en dit loopt goed. Hij wordt leuk gevuld en goed gevonden, maar schijnbaar niet naar ieders tevredenheid, want deze persoon had na andere drankjes wel behoefte aan een colaatje. Ik wimpelde hem af, want cola heb ik niet en ik noemde dat het ook wel erg vroeg was. Hij vroeg of ik naar buiten wilde komen voor een gesprek. Spreken wilde ik hem best, maar of nu via de intercom of later op de dag. Dat vond hij niks, want: “Jij bent van de kerk en moet mij helpen”. Ik ben er niet trots op, maar toen verbrak ik de verbinding.
Het bleef wel knagen, want ja: we moeten omzien naar elkaar. Maar is een colaatje vroeg in de ochtend omzien? Een paar dagen later ging om 1 uur ’s nachts de deurbel. Ik was nog op en stak mijn hoofd uit het raam. Het was dezelfde meneer en nu vroeg hij om wat water. Ik wierp hem een flesje toe en wederom vroeg hij of ik naar beneden wilde komen voor een gesprekje. Dat wilde ik niet; niet midden in de nacht. Ik zei hem overdag terug te komen; met wat gemopper als reactie. Als leerlingen van de Heer worden we opgeroepen om lief te hebben. Om de ander te zien en daarnaar te handelen. Dat is schijnbaar makkelijker gezegd dan gedaan. Enkele dagen later belde hij weer aan; nu in de middag en een van de collega-pastores deed open en stond hem te woord. Onze caritas heeft hem toen kunnen bijstaan, met daarbij wel de opmerking dat de priester liever niet in de nacht gestoord wordt.
Ergens voelt het voor mij als afschuiven. Nu regelde de
Caritas het. Dat is ontzettend waardevol, maar het ontslaat niet van de eigen
verantwoordelijkheid en inzet. Jezus nodigt ons steeds uit om iets te doen. Vandaag
spreekt de Heer in het evangelie over twee personen, Lazarus en een anonieme
rijke man. Die rijke man leeft alsof het z’n laatste dag is en gaat van feestje
naar feestje. De arme Lazarus ligt daar ziek en hongerig. Beiden sterven en hen
wacht een ander lot. Lazarus wordt in de schoot van Abraham gedragen en de
rijke man, die eerst een grootste uitvaart krijgt, bevindt zich in de
onderwereld. In de verte ziet hij Abraham en hij vraagt om Lazarus zijn kant op
te sturen en wat water te geven. Toen dat niet mogelijk bleek vraagt hij dan,
wederom aan Abraham, of Lazarus even naar zijn familie kan gaan om hen te
waarschuwen. Ook geen optie. Zoals Abraham zegt: ze hebben de Wet en de
profeten; het Oude Testament. Dat zou waarschuwing genoeg moeten zijn.
Het is wel een bijzondere gebeurtenis tussen die rijke en Lazarus. Uit de tekst komt niet naar voren dat die rijke man een grote zondaar is, of dat hij lachend over Lazarus heen stapt. Zijn zonde is dat hij niets doet. Hij laat zich niet raken door de pijn van een ander.
Het is juist de uitdaging om verder te kijken dan je eigen situatie. De profeet Amos waarschuwt daar al voor in de eerste lezing. Amos is geen profeet van beroep, maar een schapenfokker en vijgenteler die door de Heer vanachter zijn beesten vandaan geroepen wordt en als profeet op weg te gaan naar Israël. Er is sprake van welvaart, het gaat hen voor de wind. We weten allemaal dat als het goed gaat, God soms meer naar de achtergrond verdwijnt. Men geniet van het leven, maar er is ook een schaduwzijde. Men ziet niet om naar elkaar. De rijken worden rijker en de armen armer.
De profeet Amos spreekt zich er tegen uit. Niet omdat het slecht is als het goed met je gaat. Het ontslaat ons er alleen niet van om oog te hebben voor de wereld waarin wij leven en voor de mensen die wij tegenkomen.
We hoeven niet het onmogelijke te doen. We kunnen niet de
hele wereld redden, maar kunnen wel iets doen. Moeder Teresa zei ooit: “Wat wij
doen, is slechts een druppel in de oceaan. Maar als we het niet deden, zou de
oceaan kleiner zijn vanwege deze ontbrekende druppel.” Vandaag sluiten we ook
de Vredesweek af, met als thema: Niets doen is geen optie. We worden opgeroepen
om ons hart te openen voor mensen die ons nodig hebben. Laat je raken. Daartoe
moeten we in beweging komen. Dit kunnen we doen door ons steentje bij te dragen
aan vrede en welvaart, in de wereld waarin wij leven, in onze omgeving en in
ons eigen hart. Jezus verwijst in zijn parabel dat we de Wet en Profeten hebben
om ons de weg te wijzen. De hele Bijbel dus. Het belangrijkste gebod heeft
Jezus ons zelf voorgehouden: het dubbelgebod van de liefde. God beminnen met
heel je hart en de naaste als jezelf. Die liefde mag spreken en moet ons in
beweging brengen, met daden van liefde. Iets om iedere dag weer vorm te geven.
Amen.

Reacties
Een reactie posten