Vandaag, op Allerzielen, staan wij in het bijzonder stil bij hen die wij zo missen. Onze overleden geliefden, familie, vrienden, medegelovigen. Zij die ons in de dood zijn voorgegaan. Het overlijden kan pas geleden gebeurd zijn, of misschien al langer geleden, maar dat zegt niets over het gemis. Dit kan nog net zo aangrijpend zijn als op de dag zelf. Als gemeenschap mogen we dat verdriet en gemis samen dragen. Daarin klinkt gelovig vertrouwen door, maar soms ook vragen, verdriet en twijfel. In die mengeling van gevoelens mogen wij opzien naar Christus, Hij is het Licht van de wereld. Door zijn dood en verrijzenis mogen wij uitzien naar het eeuwig leven in zijn Liefde.
Met verlies kunnen we op verschillende manieren omgaan, dat zien we in het Evangelie. Jozef van Arimatea staat in de regelstand en gaat organiseren. Hij zorgt dat Jezus van het kruis wordt afgenomen en begraven wordt. Zijn verdriet krijgt praktisch vorm, hij gaat aan de slag. De vrouwen rondom Jezus laten hun verdriet anders spreken. Zij willen nog één keer voor Jezus zorgen en hun hart laten spreken met daden van liefde. Van de leerlingen weten wij hoe zij bevangen worden door angst en verdriet. (cf. Joh. 20,19) Ze trekken zich terug, sluiten ramen en deuren en sluiten zich ook innerlijk af. Hun verdriet beklemt en houdt hen gevangen. Omgaan met verlies is voor iedereen persoonlijk. Daarin gaan we eigen wegen. Het gemis blijft. In elke levensfase komt het weer anders naar voren. Het is een teken van blijvende liefde. Die liefde raakt ons. Het brengt beweging, stilstand of emoties en die kunnen elkaar op de meest bijzondere momenten afwisselen, juist als je het niet verwacht. Verlies laat niemand onberoerd. Toch mogen wij, als pelgrims van hoop, ons vasthouden aan de Verrezen Heer. De dood heeft niet het laatste woord. Door de pijn en het verdriet heen mogen wij blijven uitzien naar Hem die leven geeft.
Gemis is volhardende liefde. Het houdt niet op wanneer we iemand verliezen. Het is geen knop die je omzet. Liefde verdwijnt niet. Ze verbindt ons, door de dood heen, met elkaar en met onze goede God.
Het is die liefde die God in ons hart heeft gelegd. De profeet Jesaja deelt met ons in de eerste lezing een prachtig visioen. God zelf zal de sluier van de dood wegnemen en onze tranen uitwissen. Hij is de bron van hoop en vertrouwen. We mogen feestvieren omdat Hij ons redt. Hij heeft de liefde in ons geplant, daar mogen we ons steeds op richten. Johannes houdt ons hetzelfde voor in zijn Openbaring. We mogen uitzien naar dat nieuwe Jeruzalem, waar God-met-ons is. We mogen durven hopen dat zij die ons in de dood zijn voorgegaan daar al zijn en leven in zijn onuitputtelijke liefde.
Dat betekent niet dat we ons verdriet maar opzij moeten schuiven. Al te vaak klinkt: “Zij of hij is nu op een betere plek.” Het is natuurlijk lief bedoeld. Toch is het ook pijnlijk. als de sluier van de dood je scheidt van iemand die je liefhebt, dan is dat rauw en hard. Woorden schieten dan tekort. Als leerlingen van Jezus mogen we hoopvol zijn, maar dat wil niet zeggen dat het verdriet er niet mag zijn. Jezus geeft ons in de Bijbel het goede voorbeeld als Hij huilt om zijn overleden vriend Lazarus. (cf. Joh. 11, 35) Door die tranen heen komen herinneringen op. Momenten van vreugde, liefde en verdriet vinden een weg. Die herinneringen mag je ruimte geven; ze werken louterend en scheppen nieuwe ruimte.
Door het gebed zijn we als geloofsgenoten verbonden. Met hen die ons in de dood zijn voorgegaan en met hen die na ons zullen komen. Het gebed mag ons dragen en wij mogen ons gedragen weten. Het is een blijvende band van liefde (cf. CKK 1475). Juist op deze dag mogen wij dat heel concreet beleven. In verbondenheid met de Kerk die wij samen vormen, bidden wij met en voor elkaar. De gemeenschap van de Kerk gaat immers verder dan de grens van de dood. De heiligen, zij die al bij God zijn, bidden voor ons. Wij bidden voor de overledenen, dat zij vol vreugde mogen leven in Gods nabijheid. De volhardende liefde mag ons in beweging brengen en gaande houden. Het is een bron van hoop, opdat we biddend met elkaar verbonden zijn. Als pelgrims zijn wij altijd op weg naar dat nieuwe Jeruzalem, de plaats van God-met-ons, in het gelovige vertrouwen dat de liefde sterker is dan de dood en we elkaar mogen ontmoeten in het huis van de Vader, waar plaats is voor velen. (cf. Joh. 14,2)
Heer, geef hun
de eeuwige rust, en het eeuwige licht verlichte hen. Dat ze mogen rusten in
vrede. Amen.
Reacties
Een reactie posten