Doorgaan naar hoofdcontent

Zesde zondag door het jaar C

 

Laatst werd ik op een leuke manier in de maling genomen. Na de Mis liep ik door de kerk richting de uitgang en kwam een paar jonge kinderen tegen. Een meisje van een jaar of zes à zeven kwam naar mij toe om een high five te geven. Natuurlijk stak ik mijn hand uit om haar groet te beantwoorden. Maar vlak voordat onze handen elkaar konden raken, trok zij die met een grote glimlach terug, waardoor ik in de lucht sloeg. Uiteraard kreeg ik een koekje van eigen deeg. Vaak sta ik bij de deur om u te groeten en een hand te geven. Soms geef ik dan een high five en regelmatig laat ik kinderen dan misgrijpen. Het is wat flauw, ik zal de eerste zijn om dat toe te geven, maar ik heb er in ieder geval plezier in. Het meisje had enkele keren haar vertrouwen in mij gesteld, is vast een keer – en waarschijnlijk wel vaker – daarin teleurgesteld geraakt en greep nu haar kans om mij terug te pakken. Het is maar een gek voorbeeld en vooral ontzettend onschuldig. Maar soms loopt het in het leven niet zo luchtig af. Soms kunnen we in ons vertrouwen teleurgesteld raken, en dat is niet altijd met een knipoog of een spelletje terug te winnen. Er zijn situaties genoeg te verzinnen waarin vertrouwen geschaad wordt; bijvoorbeeld als vrienden je teleurstellen wanneer je ze nodig hebt. In de maatschappij wanneer zorgen je aanvliegen als je de krant leest of het journaal bekijkt. In jezelf als je niet aan je eigen verwachtingen voldoet. Maar ook bijvoorbeeld in de Kerk, als je merkt dat we allemaal mensen zijn die fouten maken. Zelfs in God als je het gevoel hebt dat Hij jouw bidden niet hoort. Het vertrouwen zou je bijna in de kast wegzetten, deurtjes sluiten en er niet meer naar omkijken. Terwijl juist in ons gelovig leven, zeker in dit Heilig Jaar waarin de Hoop centraal staat; we mogen uitzien naar die Hoop die niet teleurstelt. Het roept wel de vraag of waar we ons vertrouwen in stellen. 

Dat is ook wat Jezus ons voorhoudt in het Evangelie. Men komt van heinde en ver om naar Hem te luisteren en vandaag onderwijst Hij hen. Eigenlijk geeft Hij een lesje omdenken. Hij lijkt te vertellen: Je bent gelukkig als je arm bent, honger hebt en huilt. Zelfs als je vervolgd wordt, want er wacht een beloning op je in hemel. Terwijl als je nu goed hebt; dan heb je straks pech. Dit zou alleen een te makkelijke en onjuiste uitleg zijn van wat hier gebeurt. Jezus vertelt ons namelijk geen politiek verhaal. Hij houdt ons een spiegel voor en vraagt waar we ons vertrouwen in stellen. ‘Rijk zijn’ in de zaligsprekingen gaat verder dan alleen veel geld of bezit hebben. Daar is in de basis niets mis mee. Behalve als de aardse rijkdom het enige is waar jij je op richt en daar volledig op vertrouwt. Dan mist er iets essentieels; Christus. 

Hetzelfde geldt ergens ook voor de andere kant. Het leven kan een worsteling zijn. Daar kan je op verschillende manieren mee omgaan. Je kan wegen zoeken en proberen om er het beste van te maken. Maar je zou ook achterover kunnen gaan hangen en het maar laten gebeuren. Misschien wel met dit Evangelie in de hand vanuit de gedachte: “Straks komt alles goed, de beloning volgt.” Het is natuurlijk goed om te leven vanuit die hoop, maar het betekent niet dat we in dit leven al naar de hemel moeten blijven staren (cf. Handelingen 1,11). We hoeven niet met onze hoofden al in de wolken te hangen, maar mogen onze handen uit de mouwen steken en meewerken met de genade. We mogen namelijk ons vertrouwen stellen in de Heer. Daar komen we verder mee. Zoals de profeet Jeremia ons in de eerste lezing voorhoudt. Als we alleen op mensen vertrouwen komen we tot niets – zo profeteert hij – maar als we ons vertrouwen in de Heer stellen zullen we vruchten dragen. Ons leven komt niet uit onze eigen kracht, maar is een geschenk van God. Als we ons vol vertrouwen richten op God, maakt dat ons echt gelukkig. (cf. Psalm 1). Juist dit Jubeljaar hebben we hier als vanzelf meer aandacht voor. We mogen Pelgrims van de Hoop zijn. In zijn aankondiging noemt de Paus dit jaar als een uitnodiging om hoop te herontdekken. Hij citeert Paulus als de apostel erkent dat het leven vol vreugde en verdriet is, en dat hoop juist in beproevingen wordt versterkt.

Al kennen we allemaal situaties waarin we de hoop bijna zouden verliezen en het vertrouwen een deuk oploopt. Het is dan makkelijk gezegd om geduld te hebben en te volharden, daar moet je ook nog de kracht en energie voor hebben.

Het staat of valt bij die gerichtheid op de Heer. Daar mogen we steeds in groeien en dit kunnen we doen door te bidden en als tochtgenoten elkaar te dragen. Het gebed is de basis, daarmee groeien we in onze relatie met de Heer. Door te blijven bidden, al is het maar een minuutje, hebben we meer aandacht voor Zijn aanwezigheid in ons leven. Het is een kwestie van volhouden en je vasthouden aan die momenten dat je steun en kracht ervaart. In ons gebed mag ook de dankbaarheid doorklinken. De vreugde die wij vinden in het gewone en normale. De zon die iedere dag weer opkomt, vriendschappen die je verrassen met een mooi gesprek. Dit zijn juist tekenen van hoop die in alle chaos soms over het hoofd gezien worden. Door dit ook te delen met de Heer groeien we in ons vertrouwen. 

Daarnaast zijn we als pelgrims samen onderweg. Daarbij mogen we oog hebben voor onze tochtgenoten en onszelf laten zien. Het betekent niet dat we continue met elkaar mee oplopen, want iedereen gaat zijn eigen tempo. Wel komen we elkaar tegen en kunnen we even bij elkaar op adem en verhaal komen. Ook mogen we de vreugde delen die God in ons hart heeft gelegd. Daaruit mogen we omzien naar elkaar en we mogen ons gezien weten. Soms is dat een mooi moment dat we delen, een andere keer met een flauw grapje bij het weggaan. De geloofsweg mogen we samen gaan, als Pelgrims van Hoop, in het vertrouwen dat God met ons meeloopt. Amen.

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

21ste zondag door het jaar B

  Soms kunnen we in de Bijbel teksten tegenkomen die wat ongemakkelijk aanvoelen. Het is dan gemakkelijk om ze over te slaan en het er vooral niet over te hebben. Op die manier houden we het leuk en gezellig. Tegelijkertijd doen we die teksten daarmee tekort en sluiten we ons af voor de boodschap die ze ons te brengen hebben. Ooit kreeg ik een Bijbeltje, een klein boekje waar alle ingewikkelde teksten uit waren geknipt. Als je het doorbladerde, waren er soms woorden weg, maar ook hele zinnen en hoofdstukken. Je hield een gatenkaas over waar niets van te breien was. De kern ontbrak. Ook dat zal niet de bedoeling zijn. Moeilijke teksten, en hetzelfde geldt voor ingewikkelde situaties en nare omstandigheden, zullen we onder ogen moeten komen. Daarmee wordt het niet per se leuker, maar hopelijk zien we dan wel dat het dragelijker is dan we in eerste instantie dachten. Vaak ligt er namelijk onbegrip aan ten grondslag. Onbegrip is niet alleen iets van onze tijd; we zien het ook dui...

20ste zondag door het jaar B

  Proficiat! Zalige Communie! Het zijn woorden die ik waarschijnlijk aan het einde van elke Mis wel uitspreek. Zelf hoor ik het al het grootste gedeelte van mijn leven, sinds ik misdienaartje werd. Als kind vond ik het al een mooie opmerking, het klinkt een beetje als gefeliciteerd! In de Mis ontvangen we een prachtig geschenk en daar mogen we elkaar wel mee feliciteren… Alleen doe ik de groet daarmee tekort. Proficiat stamt af van het Latijnse woord: proficere, dat kan je vertalen als: ‘voortgang maken’, oftewel: Ga zo door! We ontvangen de Communie, prachtig! Daar houdt het niet bij op: het mag ook vrucht dragen in ons leven als we de wereld weer instappen: Proficiat! Doe er iets goeds mee en ga voort op de ingeslagen weg.  Dat klinkt prachtig, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Dat merken we in ieder geval in deze afgelopen weken. We lezen nu al voor de 5e week uit de Broodrede, zoals Johannes deze in zijn Evangelie heeft opgeschreven. Dit begon met de Br...

23ste zondag door het jaar B

  Alweer enige tijd geleden zag ik een straatinterview op tv waarin aan een voorbijganger werd gevraagd of we tegenwoordig nog wel alles mogen zeggen. Die bewuste persoon maakte van zijn hart geen moordkuil en zei dat het niet meer kan. Alles is gevoelig, zo zei hij, en je kunt inderdaad niets meer zeggen. De interviewer ging hierop door en vroeg wat er dan niet meer gezegd zou mogen worden. Hierop volgde een hele lijst met hete hangijzers; één voor één werden ze opgenoemd. De interviewer ging nog wat verder: “Dat mag je dus allemaal niet meer zeggen?” “Nee”, bevestigde de ander, waarop de geslepen interviewer zei: “Maar u heeft het net wel gezegd.” Het is een wat flauw voorbeeld, want we leven in een wereld waar men soms meer tegenover elkaar dan naast elkaar lijkt te staan, en de polarisatie overal aanwezig lijkt. De gevoeligheden liggen aan de oppervlakte en, hoe goed je ook je best doet, op tenen gaan staan is bijna niet te vermijden. Het is natuurlijk de vraag of het daadw...