Op sociale media had je vroeger de hashtag #dtv: Durf te vragen. Als je daar dan op zocht, kreeg je een hele lading vragen te zien. De meest bijzondere kwamen voorbij: “Op hoeveel graden moeten sokken gewassen worden?” of “Hoe heet de president van land X?” Er stonden ook serieuze vragen tussen, van alles wat: van verzoeken tot voetbalplaatjes tot concrete hulp bij het een of ander. Het is iets moois, dat er vragen gesteld mogen worden. Zo kunnen we elkaar tot steun zijn. Wat er soms bij ontbreekt, is de dankbaarheid. Het lijkt soms zo vanzelfsprekend dat steun geboden wordt, dat een dankjewel over het hoofd gezien wordt. Terwijl als je durft te vragen, mag je ook durven dankjewel te zeggen. Juist in een tijd waarin er veel aandacht uitgaat naar wat er mist of niet goed gaat, mogen we ook leven vanuit dankbaarheid. Het laat je beseffen dat niet alles vanzelf gaat, en dat we elkaar nodig hebben.
In het evangelie van vandaag ontmoeten we een groep mensen met een besmettelijke huidziekte. Ze worden melaats genoemd, en dat plaatst hen buiten de gemeenschap. Wie melaats was, moest apart leven, op afstand van anderen. Je hoorde er niet meer bij. Genezing was wel mogelijk, maar dan moest je naar de priester gaan. Die keek of de huid genezen was, en pas dan mocht je weer terugkeren in de gemeenschap.
Afstand houden dus. Om anderen op veilige afstand te houden, riepen ze hardop dat ze ziek waren. Nu roepen ze Jezus aan en vragen om steun. Jezus doet niet ingewikkeld, stelt geen lastige vragen, maar stuurt hen eenvoudig naar de priester om te laten beoordelen of ze nog ziek zijn. Alleen al dat ze zich tot Hem wenden, is genoeg. Als we ons tot Jezus richten, gloort er genezing. Misschien niet altijd van het lichaam, maar zeker van ziel. Eentje, een buitenlander nog wel, komt terug om God te loven en te danken. Hij laat zien hoe echte genezing vrucht draagt: door bij het licht te blijven dat alle duisternis verdrijft.
In de eerste lezing klinkt ook een genezingsverhaal. We horen over Naäman, een niet-jood, bevelhebber van het Syrische leger. Hij staat hoog aangeschreven bij zijn koning, maar lijdt aan een huidziekte. In zijn huis werkt een jong meisje, als slavin meegevoerd uit Israël. Zij vertelt hem over een profeet daar, Elisa, die hem kan genezen. Dat Naäman naar haar luistert, zegt veel over zijn wanhoop. Hij krijgt toestemming om te gaan; zijn koning stuurt zelfs een brief aan de koning van Israël met het verzoek om genezing. De koning van Israël schrikt: hij denkt dat het een list is, want hijzelf kan natuurlijk niemand genezen. Gelukkig hoort de profeet Elisa ervan en laat Naäman bij zich komen. Dan staat die grote bevelhebber daar, met zijn gevolg, voor de deur van een profeet die niet eens naar buiten komt. Elisa stuurt een knecht met de simpele opdracht: “Was u zeven keer in de Jordaan, dan zult u rein zijn.” Naäman is verontwaardigd. Hij had iets indrukwekkenders verwacht. In zijn thuisland is ook genoeg water; daar had hij zich ook best kunnen wassen. Hij is teleurgesteld. Maar zijn personeel houdt hem een spiegel voor als zij zeggen: bij een moeilijke opdracht had u het zeker gedaan. Naäman laat zich overreden, dompelt zich in de Jordaan onder en geneest. Dan breekt de dankbaarheid door. Hij wil Elisa belonen, maar die weigert. Naäman vraagt om wat aarde uit Israël mee te nemen, zodat hij ook thuis de God van Israël kan vereren. Hij is niet alleen uiterlijk genezen, maar ook innerlijk nieuw geworden. Dat gevoel wil hij vasthouden. Ook hij wil dicht blijven bij de God die hem genezen heeft.
Wij kunnen al onze vragen aan de Heer stellen. Via het gebed groeien we in onze relatie met Hem. Soms doen we dat vanzelf, als er iets speelt in ons leven, als we ons zorgen maken of iemand ziek is. We brengen het bij God, we durven te vragen. Klinkt in ons gebed ook de dankbaarheid door? Of nemen we het goede soms voor lief? Zien we nog wat wél goed gaat, wie er om ons heen is, wat we ontvangen? Dankbaarheid opent je ogen voor het licht dat al aanwezig is.
Naäman en ook de Samaritaan geven ons het goede voorbeeld.
Zij keren terug naar de bron van hun genezing. Ze willen dicht bij de Heer
blijven en leven vanuit dankbaarheid. Die uitnodiging klinkt ook voor ons en
daar mogen we in groeien. Dat kunnen we vorm geven door dagelijks stil te staan
bij die momenten waarbij een dankjewel passend zou zijn. Vaak de kleine
momenten die we makkelijk over het hoofd zien; het goede dat wij hebben, mooie
momenten die we mogen delen en het leven dat we leiden. Door daar specifiek oog
en aandacht voor te hebben, komen we Gods aanwezigheid steeds meer op het
spoor. Natuurlijk zijn er altijd momenten die moeilijk zijn, maar zoek dan
juist ook de mogelijkheid om God te loven. Hij wil ons dragen, juist als we het
niet op eigen kracht kunnen. Daar mogen we onze hoop instellen. Als wij dan
actief God danken voor het goede en Hem zoeken en loven als het leven tegenzit,
worden we ons bewust van de zegen die er al is. Vanuit die zegeningen kunnen we
zelf ook tot zegen zijn voor anderen en zo Gods liefde verder verspreiden. Dat
is genoeg om dankbaar voor te zijn. Amen.
Afbeelding: "Elisa weigert de geschenken van Naäman", Pieter de Grebber, 1637 (Frans Hals Museum) via Wikipedia.

AMEN!
BeantwoordenVerwijderen